zaterdag 8 januari 2011

Binnen of buiten.

“De dood is slechts een leerling van de liefde,
geen meester.
En hij woont zeker niet in Duitsland.”
Henry van Spaeveldt Mencius, literair criticus in
‘Over Paul Celan en andere voddenventen.’


Het is een glorieus klein monster,
Lillend, vunzig en jubilant schreeuwend,
Schurkend in de schaduw, grijnzend aan de hoeken,
Het is voor altijd voor jou,
Het is niets, maar een kleinigheid,
Een knipoog, een hand verstrengeld,
Een lach onder blonde lokken,
Het is futiel, echt,
Het is van de grootste onbelangrijkheid,
Een uitvinding van binnenhuizen,
Terwijl er buiten mensen sterven,
En de raven in ogen pikken,
En kannibalen peuters en bejaarden verscheuren,
Metaforisch gesproken, dan,
En dat is ook al jammer.

Hier is het warm en zacht,
En als onze armen en ons vlees kruisen,
En als onze lippen raken en onze banale lichamen,
Gekastijd door het leven, eeltig na wrijving, beven,
En als ons gemoed zwelt,
Tot het de ruimte vult,
Dan weet ik dat ik zo kan sterven.

Er zijn,
Geen vragen die nog resten,
Er zijn,
Geen oplossingen voor ons scheiden.
Er is alleen nu,
Er is geen morgen,
zogezegd.

Geen opmerkingen: