dinsdag 26 januari 2010

Sinopisme (7)

Deel 7 van Sinopisme, het volgende deel verschijnt op dinsdag 2 februari.

Na de baksteen kwam het vuur, omdat de Perzen ruiten stuksmijten plots niet genoeg meer vonden, omdat ze het beu waren of misschien omdat ze het te vermoeiend vonden. Vuur is dynamischer dan steen, het gaat minder vlug vervelen, het heeft de kracht die dromen vervult en het potentieel om ze ook weer kapot te maken. Nacht na nacht werden er huizen en winkels van Grieken in brand gestoken. De meeste mensen in de stad vonden zo een brandende winkel een spektakel en er kwam dan ook heel wat volk op de publieke brandhaarden af, zelfs ’s nachts.

Op een nacht kon ik niet slapen en besloot ik om de gebarricadeerde isolatie van ons huis te verlaten en, met gevaar voor eigen leven, een ritje met mijn fiets te maken. Het is een vreemd gevoel om in je eigen buurt rond te rijden en niets te herkennen. Ik voelde me als een toerist in een oorlogsgebied, een observator in een veranderend domein. Het gaf me een tijdelijk gevoel van onkwetsbaarheid en als bij wonder werd ik ook niet afgerost, aangerand of kaalgeschoren.

In de buurt van de hoofdstraat zag ik dat er meer mensen op de been waren dan op dat uur gebruikelijk was. Ik vroeg me af wat er aan de hand was, sloeg de hoek om en reed met mijn fiets bijna in een mensenmassa. Voor me spreidde zich een grijze drom boze starende gezichten uit. Ze keken allemaal in de richting van een brandend gebouw, een Griekse barbier, zoals ik al snel opmerkte. De toeschouwende meute bestond uit nationalistische militanten, ramptoeristen en miseriemelkers, uit opportunisten en professionele rentenieren van de menselijke ellende. Ik herkende ook enkele Grieken die uit nieuwsgierigheid, uit masochisme of misschien zelfs uit leedvermaak naar de brand kwamen kijken. Ze bleven doodstil, uit angst om te worden doodgeslagen, een angst die niet helemaal denkbeeldig was. Men kon hen hun apathie niet kwalijk nemen. Iets dichter bij het brandende huis zat er een man op zijn knieën, met zijn mond halfopen en zijn handen in zijn schoot. Hij had een gezicht met wijde, donkere gaten, mond, ogen, neusgaten en oren. De schaduwen dansten vrolijk als etherische gieren om zijn gebroken lichaam.
“Zijn vrouw en kinderen zijn daarbinnen”, zei iemand op neutrale toon, alsof hij aan de kassa van de supermarkt stond. Er was geen brandweerman te bekennen.
Ik kreeg het er ijskoud van, niet in te tomen rillingen liepen door mijn lichaam en mijn geest klapte dicht onder de zwaarte van mijn gedachten. Ik fietste vlug naar huis, snel, om aan de wereld te bewijzen dat de traagheid geen vat op me kreeg.

Toen ik thuiskwam stond vader me in de deuropening op te wachten.
Hij vroeg me waar ik gezeten had. Hij zag er ongewoon morsig uit, vermoeid ook. Het viel me op dat hij een oude man werd. Ik vertelde hem dat ik niet kon slapen en dus maar was gaan fietsen.
“Je bent naar de branden gaan kijken.”
Hij sloot zijn ogen en met zijn ogen nog gesloten krabde hij zich in de haren.
“Mijn zoon is geen gier.”
Hij opende zijn ogen en keek me aan.
“Je zult niet meer naar de branden gaan.”
Ik knikte en liep naar binnen, waar niemand me opwachtte, een vertrouwd gevoel.

Mijn vader was een door en door onpolitiek man en hoewel hij door zijn werk gedwongen werd tot een stellinginname probeerde hij om altijd genuanceerd te blijven. Dat hield in dat hij nooit in het openbaar “Hoera voor Hellas” riep en geen exclusief wit-blauwe combinaties droeg. Hij vervloekte de oorlog omdat die zijn werk moeilijker maakte, maar deed dat alleen achter gesloten deuren.

Er waren in die tijd heel wat verschillende soorten valuta in omloop in Sinope, waaronder de Griekse munteenheid, de Drachme. De Perzische muntslagers en kapitaalkrachtigen stimuleerden de politieke onrust om de Griekse munten in diskrediet te brengen en hen te devalueren. Door bepaalde buitenlandse geldschieters werd als tegenreactie de waarde van de Perzische munt symbolisch tot nul gereduceerd, wat wil zeggen dat ze alleen nog terugbetaling in drachmen en talenten aanvaardden. De financiële speculanten en oorlogszoekers waren fundamenteel onpolitieke mensen, opportunisten die op elke politieke stroom dreven om zichzelf te verrijken. Met hun onverschilligheid voor menselijk lijden als drijvende kracht wonnen de Perzische radicalen, idioten die in dwaze symbolen als de Baksteen geloofden, nog aan kracht.

Ik denk niet dat mijn vader erg van die financiële opportunisten verschilde. Voor de revolutie dreef hij vooral handel met Grieksgezinden, hoewel hijzelf geloof ik niet echt een voorkeur voor de ene of de andere etne had. Hij was pro-Grieks omdat de meeste van zijn klanten buitenlanders waren. Maar verder dan dat ging zijn politieke interesse niet. Mocht er een Griekse revolutie geweest zijn, dan zou hij er het beste uit proberen te halen en zou hij wellicht onverschillig gestaan hebben tegenover het lijden van de Perzen. Maar het waren niet de Perzen die leden, het waren de Grieken en hij leek met hen mee lijden, dus ik gaf hem het voordeel van de twijfel.

Mijn vader was dan wel een cultuurloze pragmaticus, maar ik was stiekem altijd een lezer gebleven en ik vroeg vaak aan klanten om me een boek mee te brengen als ze naar Griekenland gingen. Eén bijzonder vrijgevige klant gaf me het verzamelde werk van Parmenides cadeau, een dik papier van meer dan duizend bladzijden. Zijn geschenken waren wellicht niet zonder bijbedoelingen, want ik was een wat bleke, maar desondanks knappe jongeman geworden en hij had een voorliefde voor jonge knapen. Ik aanvaardde zijn geschenken met de koele minachting van diegene die de jeugd heeft en niet weet hoe het is om aan de andere kant te staan. Ik moest het smachten nog ontdekken, maar dat zou vlug genoeg gebeuren.

Ik las over Socrates en over hoe hij door zijn demon bezeten urenlang in de kou stond om na te denken. Ik vond hem een geniale figuur, maar ook een dolleman. Het leek me waanzin om te ver te gaan voor je idealen, om je eigen integriteit en lichaam ervoor op te offeren. Maar het was alvast beter dan de leiders van de Perzen, die de lichamen van anderen opofferden en zelf vadsig en traag over de wereld bleven sluipen. Ik bewonderde zijn vastberadenheid om alle alledaagse conventies aan de wijsheid op te offeren. Socrates combineerde zijn grote intellect met een ongelooflijke strijdvaardigheid en fysieke pezigheid die ik met mijn geldwisselaargeest en mijn ziekelijk bleke lichaam ontbeerde. Hij was niet geliefd hoewel iedereen van hem hield en hij werd tot de dood veroordeeld. Hij dronk het gif uit zijn beker zonder morren en stierf zonder zuchten. Het besef hun grootste monument gedood te hebben deed alle Grieken huilen, als een mensheid die zijn eigen heiland doodde.

Mijn bewondering voor de Griekse cultuur was geen onbekend gegeven onder de werknemers van ons bankkantoor.Ik veronderstel dat mijn vader dus ook wel wist van mijn interesse in de geschriften van het volk dat in de straten van Sinope meer en meer de vijand werd genoemd. Mijn vader interesseerde zich niet in de persoonlijke levens van zijn werknemers zolang ze hun werk goed deden. Hij sprak me op het werk met onze familienaam aan, zodat het leek alsof hij zichzelf riep. Ik was niet meer dan een gewone werknemer.

Mijn bejaarde Griekse mecenas bleef zich bij me opdringen, stelde me bijna elke dag voor om met hem naar het theater te gaan, tot ik hem uiteindelijk zijn zin gaf, om van zijn gezeur af te zijn en omdat het theater me wel wat leek. Ik vroeg hem welke Grieken er eigenlijk zo gek waren om nog theater te spelen, met de Perzische terreur die in de stad de ronde deed.
“Het is niet echt theater persé, waar we heen gaan.”
“Wat is het dan wel?”
“Euh, meer een soort van lichaamskunst. Je zal het wel zien.”
Ik bleef in het midden van de straat staan.
“Neemt u me mee naar een orgie?”
Ik verhief mijn stem toen ik dat vroeg waarop hij een haastig gebaar maakte en ongerust om zich heen keek. Sodomie was officieel nog niet illegaal, omdat het Perzisch recht nog niet heerste. Officieus maakte dat natuurlijk niets uit. Officieus kreeg je een staak in je darmkanaal tot hij er via je mond weer uitkwam.
“Sjjt, sjjt, nee, nee, wees toch stil. Het is iets anders, het is een worstel kamp.”
“Een worstelkamp?”
“Ja, backyard extreem worstelen, met prikkeldraad, enzo. Een bloederig spektakel. Echt de moeite van het zien waard.”
Omdat ik al zover met hem meegekomen was besloot ik om er maar niet vandoor te gaan, hoewel dat worstelen me een barbaars en saai gebeuren leek.

Maar het liep allemaal anders dan ik me had voorgesteld en toen ik weer naar huis ging was ik verliefd. Zijn naam was Manes.

Geen opmerkingen: