zondag 16 november 2008

Een postmodern cliché

Ik zei, wel voor de duizendste keer, "Het loont niet langer om onze muren te witten, nieuwe meubels te kopen en onze boeken uit te lezen. We hebben al onze handelingen al gepleegd, alles is al gezegd. Er zijn alleen variaties op een thema, als een fuga die in zichzelf alles gewoon herhaalt."
Waarop je me met een vinger op mijn mond corrigeerde. Je blies de ademtocht door mijn pruilende lippen. Je had heel wat bewijskracht, toen. Niet meer, nu.

Ik dacht, zoals ik elke jaar dacht bij de seizoenen wanneer ze wisselden, "Het is alweer herfst, ik ben mijn kasjmier en mijn wol zo moe." Je kwam met een pakje op de proppen en zei, "Een nieuwe trui voor elke seizoen." In de zomer draag je natuurlijk geen truien. Dat deed je lachen, je lieve lippen opgekruld, je neus wippend en je blozende kaken gebold. "Is er iets dat ik nog voor je kan doen?" Je deed wat voor me. Ik kon mijn melancholie niet meer volhouden, ze spoot eruit tegen alle lakens. Dat deed je kirren en je flipperde met je voorvinnen. Je was mijn maffe lieve malle zeehond. Niet meer.

"Het spijt me liefste, ik ben niet eerlijk tegen je geweest." Bedrogen, of bedriegend, wat maakt het ook uit, zit ik nu al dagen voor mijn plakkerige klavier. Een woord brandt me op de lippen maar het zal nu net het onuitspreekbare wezen. Dus zeg ik maar 'bof' en 'stik' en ga je van me weg. Twee plastic zakken maaien 15 maanden weg. Ik heb blaasjes in mijn mond, mijn ogen prikken door het zout, mijn tenen zijn ongewassen, ik heb jeuk tussen mijn schouder en het kon me ooit allemaal een zier schelen. Niet meer.

"Liefste kom je bij me terug? Ik kan er niet meer tegen"; ik blaas het uit als een zucht en even later heb ik de hik. Ik leg de telefoon neer en drink mijn glas uit. Ik word wakker met mijn kleren op een hoopje voor mijn bed. Je staat bedrukt en droef naar me te kijken. Zo gaat het nu al weken. Ik ben beschaamd over mijn naaktheid en mijn lijf zit plots vol mankementen. Ik sliep vroeger vast als een baby.
Nu? Wel, nee, nu niet meer dus.

Ik zei, wel voor de duizendste keer: "Het loont niet om nog eens een duet te spelen, laat ik gewoon maar alleen blijven." Maar die klootzak in het glas, zijn linkeroog waar mijn rechter- zat, bleef maar naar me grijnzen. Hij is mijn beste vriend en diegene die me het meest nabij is, nu. Dat was vroeger wel anders.

1 opmerking:

Anoniem zei

Wel, een mens zou er mottig van worden. Toch leuk om een verhaaltje-voor-het-slapengaan te ontdekken in uw cynische kookpot. Het stemt mij tot nadenken dat ik dringend weer moet beginnen schrijven. Morgen.