vrijdag 14 november 2008

Druppelen voor het eten.

Het regent al de hele middag en ik verlang zo naar je lichaam, schatje, dat kan je niet geloven. Gekke midstormnovemberdagen waarop ik je lichaam verkende, wij twee alleen in de duisternis. Waar kijk ik naar? Een blad aan een boom, een tak in een gele bus, een zwangere moeder met nog kinderen, twee jongeren met diepe kappen aan hun zwarte jekkers. Je keek van me weg, je hebt ons samenvlechten weggegeven. Dat is behoorlijk gemeen. Wou je me zo tot slachtoffer reduceren?

Je zei: "Er is geen hoop voor zwakke jongens", en streelde mijn kaak met vier van je vingers. Toen ben ik, zeer stoer, op mijn zij gaan liggen. Ik sloot mijn ogen, deed alsof ik sliep, ik kon je radeloze eenzaamheid wel proeven. Ik weet niet meer wat er daarna is gebeurd, maar ik weet wat ik heb bekomen. Een neutrale eindbalans is de droom van elke boekhouder in crisistijden.

Ik zit in een tuin en we eten lever. Mijn moeder lacht, ze draagt haar groene jurk. Kon ik maar nog even op haar schoot gaan zitten, maar het is te laat op de dag en de woorden zijn ertussen gekomen. Hoe kan het een moeder ook ooit goed vergaan, dit leven? Je hebt naast me in de zon gezeten, met je glimlach. Ik vond kracht waar alleen de fenomenen waren. Maar je mond scheurde, plots. Ik schreeuwde maar het ging verder en verder, als een ordinair vel papier, tot er niets meer van je gezicht overbleef. Je smolt en vormt een drekkige poel naast me. Iedereen lacht vrolijk, maar mijn namiddagmaal is afgelopen. Wat moet ik dan behalve blijven zitten, met mijn vork prikken en doen alsof? We heffen het glas en drinken op het leven.

Toen een storm nog vrolijk was, toen ging ik door de regen lopen. Mijn haar dat voor mijn ogen plakte, mijn adem stokkeloos, zoete druppels op mijn wangen, je hoort de zwijgende uilen en je ziet mijn handen in de lucht. Ik schreeuwde, onbekommerd en gerust: "Ik ga voor eeuwig jong blijven."
"Dat zal wel jongen."

Geen opmerkingen: