zondag 11 mei 2008

De capriolen van een pretentieloze, doodeerlijke, brave, vriendelijke totale klootzak.

Ik ken op de wereld maar twee mensen die echt onverdeeld hilarisch grappig zijn. De eerste van dit duo lolbroeken ben ikzelf, hoewel ik vroeger grappiger was, of zo vertelt men. De tweede oerclown ontmoette ik een tijdje geleden op de Irisfeesten in Brussel. Zijn naam was Eduard, hij was 42, ongehuwd en gescheiden, kalend en meestal straalbezopen. Eduard had het grootste deel van zijn leven in Charleroi gewoond maar hij is desondanks een rasechte Vlaming met Antwerpse roots. Hij sprak me gisteren in Brussel aan met de woorden: "Koningin Victoria kan ferm mijn kluten kussen. Met haar moralistisch gezever." Ik was onmiddelijk verliefd op deze flamboyante en erg marginale man, die daarbovenop een zeer kwalijke lichaamsgeur had. Hij vertelde me dat ik hem Chanduard te noemen had, in het Nederlands zou dat Kalduard worden maar dat vond hij niet goed klinken. Hij liet de keuze toch aan mij. Ik koos voor het eerste en vertelde hem waarom. "Dat kan mij geen kluten schelen, manneken. We gaan nog enen drinken." En zo gingen we, op naar het avontuur, de wijde wereld in.

Na een kwartier in de eerste de beste bar aan het noordstation, alwaar vrouwen wel zeer dicht tegen onze tafel dansten. Zeer dicht, zeg maar op de tafels. Chanduard had mij een gogobar binnengelokt. Ik heb ooit één cola gedronken in een hoerenkast,maar wat het combineren van horeca en ranzigheid betrof overtrof dit zeer sterk al mijn voorgaande ervaringen. Chanduard scheen zich niet te storen.
We zaten na 15 minuten praten al aan het verhaal van zijn 30ste levensjaar. Zeer korte rechtenstudies, een mislukte legerdienst, een mislukte carriere op een olieplatform, een overbeschermende dominante moeder, een overbeschermende dominante vrouw, even later een ex-vrouw, een kind met leerproblemen en een vlucht naar het zuiden van Spanje waren al aan de revue gepasseerd. Op dat punt raakte Chanduard in ernstige logische problemen.

"In Spanje heb ik de ware betekenis van het leven voor de eerste keer gezien."
"Haja?"
"De mensen iets wijsmaken en het zelf geloven."
"Zoals?"
"Dat ge een patser zijt, dat ge goed kunt beffen, dat ge een financieel wonder zijt. Tegen uzelf vertellen en dan genoeg herhalen tot ge het zelf gaat geloven."
"En werkt dat?"
"Dat is het juist. Van het moment dat ge dat beseft zijt ge verloren. Slaagt ge er niet meer in om u zelf iets wijs te maken."
"Moeilijk."
"Zoals die bosaap uit de deer hunter altijd zei. Fucking A."

Hij nam een slok van zijn breedgerande pint, het schuim bleef aan zijn poreuze lippen hangen, waardoor hij er nog meer uitzag alsof hij leed aan ernstige en waarschijnlijk dodelijke vorm van hondsdolheid. Zijn ogen hadden de kleur van wijnappelsienen. Hij stonk nog steeds dodelijk uit zijn bek. Ik besliste dat hij mijn grote voorbeeld op deze wereld was. Hij was niet echt van plan om zijn theoretische uiteenzetting over de levenskunst te staken.

"Het enige wat ge uzelf derna nog kunt wijsmaken is dat ge iets meer weet dan de rest. Dat ge een wijsheid hebt die de anderen niet hebben."
"Maar dat is ook zo, toch?"
"Ik merk dat ge ook al in mijn val gelopen zijt. Het gaat niet makkelijk voor u worden manneken. Wat ik juist beschreven heb, een mens die zo denkt, weet ge hoe ze dat in de volksmond ook noemen?"
"Een filosoof?"
"Een zot. Ze noemen dat een zot. En vanaf het moment dat ge besloten hebt om een zot te worden, kunt ge u beter ophangen. Alle pret is zo uit uw leven."

Op dat punt besliste Chanduard dat het genoeg was geweest met al die ernst en hij schreeuwde naar een vent aan de andere kant van het groezelige vertrek dat hij "direct bij hem kwam".

"Dat is Agressieve Fons, we hebben nog iets te bespreken."
Agressieve Fons had een stierennek, een zeer gebruind gelaat en een aantal gouden ringen met indrukwekkende edelstenen. Hij droeg een donkerrood hemd waarvan de kraag rechtstond, zijn haar was met brillantine stijl achterover gekamd. Als je naar hem keek liepen er onwillekeurig rillingen over je rug. Als hij naar jou keek kon je maar beter je knieën beschermen.
"Maar laat ik nog iets vertellen. Het is een parabel. Wildet horen?"
Ik knikte van ja, nog altijd een beetje onder de indruk van heel de van testosteron zinderende omgeving.
"Op een dag staat Koningin Victoria des morgens op en ze gaat naar haar raam. Ik spreek over Koningin Victoria als oude vrouw hé. Ze was al ver voorbij houdbaarheidsdatum. Haar kouch was al dichtgegroeid en ze had haar citroenensmoel zo geoefend dat ze zelfs niet meer kon lachen als ze wilde. Elke ochtend ging ze naar het raam om naar de lucht te kijken, want zoals de meeste ouwe wijven vond ze het weer heel belangrijk. Het weer en over dode mensen praten waren zowat haar hobbies. Nu koningin Victoria staat aan het raam en ze ruikt een vreselijke stank. Echt de vuilste rotte vleesgeur dat ge u kunt voorstellen. Een beetje zoals de afvalcontainers van een leerlooier. Ze draait zich om, want ze wil de oorzaak van die geur vinden, ze kijkt naar haar bed, maar ze ziet niets. Ze zoekt gans de kamer rond maar nergens vindt ze een teken van enige bron van stank. "Strange", peist ze, maar het was een volhardende vrouw, een bikkelhard wijf. Ze komt op het idee om ook eens onder haar bed te kijken. Ze kijkt onder haar bed..."
"En...?"
"Een hele plas vloeibaar schijt met in het midden van de plas een wit object dat ze niet direct thuis kan brengen. Ze roept haar knechten om het ding uit de plas te vissen en het blijkt een gezellige 18e eeuwse damesonderbroek te zijn."
"Wat gebeurde er dan...?"
"Hoe wat gebeurde er dan? Gij dommekloot. Koningin Victoria had onder haar bed gescheten, haar onderbroek erin gesmeten en was dan gaan slapen. Ze was gewoon gaan slapen boven haar schijt."
"Ja, oké. Maar het is een parabel zeg je, wat is de boodschap dan?"
"Het is al gelijk wat de mensen over u vertellen: als ge onder uw bed schijt en ge zijt het 's morgens vergeten dan gaat het niet goed met u."
Bij die laatste zin stond Chanduard al op van het tafeltje, daarbij voorzichtig opletten dat hij de schaars geklede vrouw niet van het tafeltje duwde.
"Drink wat ge wilt, ik ken de eigenaar. Als ge lief zijt tegen de meiskes moogt ge misschien foefelen. Ik moet weg."
Hij ging bij de man met de stierennek aan de andere kant van de ruimte staan. Cindy, het meisje dat net nog op mijn tafel danste, ging wulps naast me zitten. Ze was niet onknap, op enkele vieze tanden in een overigens perfect gebit na.
Chanduard maakte aanstalten om naar de achterkamer te vertrekken, maar niet voor hij me nog iets toeriep. Ik verstond er geen woord van. De rest van de avond werd heel vervelend en ik kwam wat te weten over Cindy en haar collega Samantha.

De volgende dag stond ik op met enorme hoofdpijn. Ik ging naar mijn vensterraam om te kijken welk weer het was. Plots vingen mijn neusvleugels de meest vuile rotte vleesgeur. Met een waanzinnige sprong stond ik naast mijn bed en na een flinke ademteug keek ik angstig onder mijn bed. Niets te zien. In mijn bed lag een onaangeklede gogo-danseres. Ik kon de stank niet verklaren. Mijn geest trachte de mysterieuze woorden die Chanduard net voor zijn vertrek naar me riep.
Woord voor woord sijpelden ze bij me binnen. Na enige reconstructie kan ik met zekerheid zeggen dat hij dit zei: "Als ge denkt dat ik stink moet ge morgen maar eens aan uw fluit ruiken als ge met die vuile Cindy daar vogelt."
En zo geschiedde.

Geen opmerkingen: