dinsdag 26 oktober 2010

Het einde van de literatuur, anno 2010.

Hij vatte het beest bij zijn kraag en gaf woorden aan de woordeloze verschrikking die hij, wegzakkend in het groene velours van zijn barkruk, als een onzichtbare hand zijn keel voelde dichtdrukken en die zijn lichaam deed beven als een espenblad in de wind. Hij sprak.

“We hebben geen nood aan satire. We hebben nood aan schrijnende verhalen, onleesbare turven vol met half van ellende zwelgende en aan terreur en existentiële pijn ondergaande personages. We moeten meer onverstaanbare gecompliceerde poly-interpretabele en multireferentiële verhaallijnen hebben. Om het prozaïscher uit te drukken: er zou meer geschreven moeten worden waar niemand een zak van verstaat. Dat is natuurlijk mijn mening maar.”

Hij keek naar de man die naast hem zat en noemde hem vriend, doch slechts in gedachten. Hij wilde immers niet te voorbarig lijken.

Zijn vriend reageerde amper op zijn woorden.

“Vind je het niet exact zoals ik het gezegd heb”, dacht hij, maar hij deinsde terug om het te zeggen. Hij wilde ook niet te behaagziek lijken.

Hij nam een slok van zijn Bloody Mary en tikte met zijn vingers op de bar. Zijn gesprekspartner keek verveeld naar de grond. Hij dacht aan de crise die zijn vrouw die ochtend gehad had. Ze dacht dat hij haar bedroog, omdat ze meende vrouwenparfum geroken te hebben op zijn jas. Hij bekommerde zich niet om de triestheid die hij bij haar voelde of de wanhoop waarmee ze door haar beschuldigingen de passie van vroeger in hem probeerde op te wekken. Hij had simpelweg zijn schouders opgehaald en hun dochter naar school gevoerd. Daarna was hij naar zijn werk gereden en had hij zijn virtuele krant gelezen op zijn pc. Na jaren huwelijk en wederzijdse achterdochtigheid was het enige dat hij betreurde dat hij haar altijd trouw was gebleven. Hij had al jaren niet meer met een andere vrouw gevreeën. Hij probeerde zich te herinneren hoe oud zijn dochter was, maar er kwam geen cijfer in zijn geest. Hij ging door met praten, alsof hij zijn gedachten door woorden wilde verzetten alsof het meubels waren.

“Alles in de literatuur van de toekomst zou zo zwaar moeten zijn dat je nog geen halve pagina kan lezen zonder je te willen ophangen.”
Hiervan keek zijn vriend op. “Waarom ophangen?”

“Dat is de meest poëtische manier om dood te gaan. Of de meest grafische. Ik vergeet altijd welke van de twee het is.”

“Jezelf doodschieten lijkt me toch iets bloediger.”

“Ja, inderdaad. En pillen pakken is voor jeanetten. Je polsen oversnijden is voor tieners en oude Romeinen. Je verzuipen is dan weer iets voor dichters. Maar niet voor van die vette dionysische dichters, want die komen gewoonweg weer bovendrijven.”
Hij lachte. Hij was alleen, zijn lach weergalmde door het drinkgelag. Er werd geen muziek gespeeld in het café, en er werd ook bijna niet gesproken. Het enige wat hij hoorde was het monotone rinkelen van de op en neergaande glazen. “Het lijkt wel een drinkfabriek”, dacht hij en hij vond het plots vreemd dat hij er al vijftien jaar regelmatig kwam.

“Het kapitalistische publiek moet zo’n hekel krijgen aan al die onleesbare en onverkoopbare bagger dat er op de lange duur geen enkele uitgever nog zijn hoofd boven water kan houden. Uitgeverij na uitgeverij zou failliet gaan en literaire chaos zou het gevolg zijn.”

“En wat dan?”

“De literatuur lijkt zacht maar zeker te sterven. Maar dan leest één of andere eikel toch één van de schaarse boeken. Veeleer per ongeluk. Hij leest één van de boeken en ziet ondanks de zwaarte, ondanks de inertie, ondanks de existentiële beklemming, de commerciële mogelijkheden ervan in. Daarop schrapt hij de helft uit het boek. Hij verwijdert alle moeilijke woorden en schrijft een rammelig happy ending. Hij maakt er het scenario van een romantische film van. Hij verkoopt het script aan de studio, die happen toe, de film wordt vlug vlug gemaakt en verkoopt dan, in tegenstelling tot het boek wel. Een gigantisch succes! Anderen volgen het voorbeeld van de idiote schrapper en een literaire revival is het uiteindelijke resultaat. De wereld van de literatuur wordt gered door een bijeffect. Dat is pure serendipiteit!”

Hij hief zijn handen de lucht in en probeerde zo glorieus en triomfantelijk mogelijk te kijken. Zijn woorden schenen echter nauwelijks effect te sorteren. De man naast hem keerde zich naar hem.

“Kijk gast. Het interesseert me eigenlijk niet echt. Ik kom hier gewoon om een pint te drinken. Dat is alles. Dat je onzin vertelt tot daaraan toe maar kan je alsjeblieft iets minder luid roepen?”
Hij draaide zichzelf ook een kwartslag op de barkruk en keek eens goed naar zijn vriend, die half onderuitgezakt aan de bar zat en pintje na pintje dronk. Hij had zijn hoofd intussen alweer naar de toog gedraaid en zijn ogen weer op de grond gericht. “Hij heeft het gezicht van de vijand”, dacht hij, “of wel begrijpt hij me niet.” Hij besloot om die laatste denkpiste te verkennen.

“Ik bedoel gewoon dat er meer seks en geweld in de literatuur moet komen. Eigenlijk.”
Zijn vriend keek opnieuw in zijn richting. Zijn beduusde dronkemansgelaat was een schitterend masker geworden. Hij was één en al glimlach.

“Awel voor meer seks drink ik er nog ééntje!”

Hij voelde even de neiging om de man met zijn grote hoofd tegen de bar te slaan en dan het bierflesje op zijn schedel kapot te slaan tot zijn huid week voor zijn hersenen. Maar hij bedacht zich.
In plaats daarvan vroeg hij hem of hij wist of er ergens een goed hoerenkot was. Zijn vriend wist het niet. Hij dronk snel zijn Bloody Mary uit en stond op.

“De revolutie zal beginnen in onze voorbroeken en slechts zo in onze geesten sluipen! Adieu!”

Hij verliet het café. Niemand miste hem.

1 opmerking:

Verest M zei

Nice Frank