zaterdag 2 oktober 2010

De griezelige grot van de enge dokter Eksistenz.

Wij liepen op de verhoging naast de stad,
Ik keerde me naar je toe, een zeldzaam moment,
Ik stelde je een paar vragen.
“Toen JC zijn kruis droeg , op die doornen dag,
Op die hele hoge kutheuvel zonder einde
En de Italianen zonder troost en wroeging
De Semieten op afstand hielden,
En hij viel, op zijn knieën en zijn handen,
Uitsteeksels die spoedig zonder functie waren,
Dacht hij dan: “Was ik toch maar schrijnwerker gebleven?”
Of kon het hem al niet meer schelen,
Alsof de jaren dagen waren, en het leven maar seconden,
Zonder hoop, betekenis en waarde.”

We zijn stenen in kippengaas,
Blind, doof en we kunnen niet stappen,
Het ook maar denken is dwaas,
Maar we dromen van ontsnappen.

In het licht van de natuur, je lippen, mijn mond
Ook al weet ik van pijn en huilen, ik ga je verliezen
Je weet mijn zielendam te dreggen, je danst met mijn grillen
We weten van geen dood, of het moet de onze zijn.

Ik leg mijn hand op je wangen
Je gelaat is zwanger en gezwollen
De wereld is een belofte
Maar er is niets dat ongebroken blijft.

Geen opmerkingen: