maandag 8 december 2008

De fantastische terugkeer van Oscar Deschrijver

Ach ja, het is waar, het burgerleven stelt niet zoveel voor. Eén enkele keer per week komen we optimaal aan ons trekken, verlustigen we ons in bier en gezang, en verder is het een klagerige boel vol slaafs doorzetten. Op zijn 53ste levensjaar besloot Oscar, na wel 33 jaar van noeste arbeid, wel 25 jaar naarstige zorg voor zijn vrouw en kinderen en wel 20 jaar gevoelens van zelfverwaarlozing, dat hij niet meer wenste mee te doen aan het circus van alledag. Hij stapte uit het leven en sloot zich op in zijn duivenhok, de duiverij was een zondagse hobby tijdens zijn reguliere leven, waar hij zichzelf aan de laatste grote prestatie van zijn leven zette. Of zo had hij alvast zelf besloten.

Het probleem dat zich al vlug stelde was het volgende; hoewel Oscar een man van veel verdiensten was, en hij een harde werker was, en de baas zelfs eens gezegd had dat hij de beste man was die ze hadden, had hij geen specifieke of buitengewone vaardigheden. Hij was een vrij slechte zanger, kon niet tekenen, noch rekenen, en was niet erg goed met taal. Hij had ooit geprobeerd om te schilderen, van die fletse aquarellen, maar zijn leraar had hem al vlug aangeraden om een andere hobby te zoeken of alvast niet te veel te hopen van de schilderkunst. Hij kon niet beeldhouwen en hij was zeker geen uitvinder. Elektronische toestellen leken hem meestal onbegrijpelijk en hij hoopte eigenlijk stiekem dat ze zouden verdwijnen en hem in zijn rust laten, weg van hun eeuwige gebliep. Hij was geen buitengewone minnaar, hoewel zijn vrouw nooit klaagde, en was in zijn hele leven eigenlijk maar met twee vrouwen vleselijk geweest. Hij was een bijzonder slechte spreker en hij vond spreken over het algemeen toch niet de moeite als je jezelf niet met twee of drie simpele woorden onmiddellijk verstaanbaar kon maken. Hij had een aangeboren wantrouwen tegenover retoriek, godsdienst en filosofie. Toch besloot hij dat hij zijn moeilijkheden diende te overwinnen om nog één keer een groot werk te ondernemen en een beetje een naam voor zichzelf te maken. Zijn vrouw begreep er niet veel van, maar ze liet hem begaan, want ze wist hoe koppig hij kon zijn.

Toen hij ongeveer 14 jaar oud was had Oscar een hondje gehad, een beagle. Het beestje heette Plus en het was op de hele wereld zijn absolute lievelingswezen. Toen hij 16 was en hij voor de eerste keer, voorzichtig, de nog niet volledig tot wasdom gekomen borsten van een meisje betastte was Plus erbij geweest. Oscar had de indruk gekeken dat het beest hem na het begaan van deze mystieke en verheven daad begrepen had. Het keek hem aan met zijn diepbruine ogen, die diep verborgen achter centimeters overtollige huid en zijn extra paar oogleden die hij zijwaarts dicht kon klappen lagen. Het begrip van het beest was natuurlijk een projectie van Oscar, want zo’n dom beest kan helemaal niet begripvol kijken en als het al iets begreep dan was het dat het de machtigen tot vriend moest houden. Oscar had echter de indruk gekregen dat het beest hem wel begreep en in al zijn overpeinzingen in zijn duivenhok had dat feit hem een idee gegeven.

Wat als zijn idee nu eens niet van materiële maar van geestelijke aard zou zijn? Hij zou een concept uitvinden, of enkele concepten, die bij hun toepassing ervoor zouden zorgen dat de mens die ze toepaste zich volledig en algemeen begrepen zou voelen door alles en iedereen. Het concept zou de heilsleutel vormen voor de harmonie in het alledaagse universum. Het zou een sterke concept zijn, met een degelijke solide bewijslast, maar zonder het te theoretisch te maken of te proberen om er iets mee te verklaren. Van grote theorieën en moeilijke woorden was Oscar een beetje vies.
“Vrouw, breng me thee, mijn sloffen en een notaboekje met een pen”, schreeuwde hij vanuit zijn duivenhok en even later kwam zijn vrouw zuchtend en sloffend met haar voeten aangeslenterd met het gevraagde. Ze begreep er niets van. De dokter zei dat het de midlifecrisis was, maar ze begreep niet waarom zij die dan nooit had gekregen. Of zou dat nog gebeuren? Met een klein gilletje van angstige anticipatie maakte ze zich uit de voeten. Ze mocht er niet aan denken! Ter verduidelijking: ze mocht het niet van zichzelf, want er stond immers geen militair of een politieman met een geladen geweer tegen haar hoofd die het haar verbood. Desalniettemin was zelfdiscipline zeer belangrijk voor haar, dus ze dacht er niet meer aan en ze begon aan haar strijkwerk.

Enkele dagen verstreken en het licht op het duivenhok was dag en nacht aangebleven. De vrouw van Oscar had zijn dagelijkse boterhammen al die tijd voor de deur moeten zetten en de lege borden enkele uren later voor een gesloten deur weer moeten komen ophalen. Oscar wilde onder geen enkel beding gestoord worden in zijn conceptuele omzwervingen. Oh, wat vloog zijn geest over het landschap van de gedachte, welke mogelijkheden overwoog hij allemaal. Duizenden combinaties, miljoenen niet te realiseren potentialiteiten vervulden hem keer op keer. Als een mathematicus, of sterker nog, als een puzzelaar, zo delicaat en zo weloverwogen werkte hij voort aan zijn concept. In het begin van zijn isolement waren de ideeën schraal, dor en niet talrijk maar de stroom groeide gestaag en op de zevende dag in het duivenhok kreeg hij omstreeks 1453 uur een ingeving. Hij toog ijverig aan het werk, maakte schema na schema, en drie dagen later, uiterlijk op de tiende dag van zijn isolement, was zijn concept klaar voor publicatie.

Hij belde meteen naar het Laatste Nieuws met de melding dat hij geweldig nieuws had, maar ze toonden zich er na zijn eerste verklaringen weinig enthousiast. Dat vond hij toch wel heel vreemd, aangezien hij hier toch een wereldomvattend concept had dat oorlog en ongeluk zou kunnen uitschakelen. Toen hij naar het Nieuwsblad en de Gazet Van Antwerpen belde besloot hij om het anders aan te pakken. Hij maakte gewag van een geweldige journalistieke scoop. Er zou zich in de wijk waarin hij woonde een gezinsdrama afgespeeld hebben en de lijken zouden al dagenlang in het bewuste huis liggen. Hij wilde de journalisten niets verklappen van zijn zogenaamde geheime informatie als ze niet eerst bij hem thuis naar hem kwamen luisteren. Twintig minuten later stond een journaliste van het Nieuwsblad voor zijn deur en nog tien minuten later ook een journalist van de Gazet van Antwerpen.

Hij vroeg hen om plaats te nemen en haalde zijn schetsbord tevoorschijn. Het was zo’n groot metalen geval met flappen papier die je over de bovenkant heen naar de achterkant kon vouwen. Hij nam zijn liniaal en tikte even op het bord. De journalisten dachten natuurlijk wel dat ze met één of andere rare vent te maken hadden maar namen hem alsnog wel serieus. Hij begon:
“Dames en heren, ik heb tegen u gelogen. Wat ik u hier ga tonen is belangwekkender dan het zoveelste gezinsdrama en het heeft vast ook veel meer nieuwswaarde.”
“Waar gaat het dan wel om?”, kon de vrouwelijke journalist niet nalaten om te vragen. Ze was zo nieuwsgierig, ze piste bijna in haar kanten onderbroekje.
“Belooft u om me even te laten uitpraten? Geef me tien minuten. U zult versteld staan.”
De mannelijke journalist haalde zijn schouders op, hij was klaarblijkelijk straalbezopen, zijn ogen keerden zich de hele tijd naar zijn eigen neus. De vrouwelijke journalist zei; “Nou goed.” Gespannen kneep ze haar knieën samen, ze tuitte haar lippen een beetje en hield haar pen in aanslag op haar notaboekje, alsof ze de speciale gebeurtenis anders zou missen.
Oscar vormde met zijn beide handen de beide helften van een cirkel en klapte ze toen in elkaar, hierna zei hij plechtig: “De aarde. Een ongelukkig oord. Mensen lopen er nu al, hoe lang? Enkele honderdduizenden jaren op rond?” Hij keek naar de mannelijke journalist voor goedkeuring voor zijn ruwe schatting, maar die haalde zijn schouders op. Hij ging verder: “Toch zijn we nog geen stap verder ten opzichte van toen, nog geen minuut verwijderd van het allereerste begin. We zijn nog steeds ongelukkige wezens, die gebukt gaan onder zichzelf en de omgeving. We klagen, we krijgen depressies, maagzweren, we gaan van onze vrouw weg, of van onze man als we een vrouw zijn.” Erg modern was Oscar niet, hij kon zich geen zelfde-seksehuwelijken voorstellen.
De vrouwelijke journaliste zuchtte: “Meneer Deschrijver, waar gaat dit heen?”
Oscar maakte een temperend gebaar met zijn hand: “Ik kom eraan toe, ik kom eraan toe. Waar was ik? Oh ja… We zijn ongelukkig, depressief, miserabel. Er is nergens licht, we waden in absolute duisternis en als er per ongeluk eens iets goeds gebeurt is het per ongeluk. We zijn het ongelukkige beest!” Bij het uitspreken van dit laatste woord kwam zijn driekoppige publiek, bestaande uit de journalisten plus zijn vrouw onder het speeksel te zitten. Die laatste had er nu echt genoeg van, ze zei wat kribbig en geënerveerd: “Oscar, laat die mensen nu niet meer in spanning en zeg wat je bedoelt.”
“Goed dan!”, riep Oscar uit en hij leek iets als pretoogjes te ontwikkelen, “Ik heb een concept ontwikkeld dat ons allemaal gelukkig kan maken. Al wie het toepast zal zich voortdurend begrepen, geliefd en harmonieus in overeenstemming met zijn omgeving voelen.”
De mannelijke journalist was nu toch wel een beetje geïntegreerd: “Een soort prozac dan? U bent een chemicus?”.
“Helemaal niet”, glimlachte Oscar breed, “Het is een concept. Er is niets voor nodig behalve je eigen geest.” Hij maakte alweer een theatraal gebaar, imiteerde tromgeroffel, daarna zei hij formeel: “Dames en heren, ik stel u voor…”, hij klapte de eerste bladzijde van het presentatiebord weg en onthulde een woord, dat in felle roze letters was geschreven, “…Klamboekie!”
“Klamboekie?”, herhaalde de vrouwelijke journalist met verbazing, “Wat is dat?”
“De term is natuurlijk vrij willekeurig gekozen, maar ik vond het mooi klinken”, hij glimlachte weer breed, “Staat u me toe om het even uit te leggen. Klamboekie is de praktijk waarbij je alleen aan je eigen beste eigenschappen denkt; de slechte vergeet en vervolgens jezelf koestert als het meest uitverkoren wezen op de aarde. Dat is de eerste stap naar Klamboekie! Maar Klamboekie is meer! Na deze zelfkoestering en -centralisering ga je vanuit dit euforische gevoel van proklamboekie, want zo noem ik de staat net voor Klamboekie, al je liefste en meeste tedere handelingen op één of een aantal personen richten en hen koesteren zoals je jezelf hebt leren koesteren.”
Het was zeer stil in de kamer, bijna net zo stil als in de hel zelf. De merkwaardige geluidsleegte hield enkele minuten aan, minuten waarin het voltallige gezelschap zich voornamelijk bezighield met in verbijstering naar elkaar te kijken. Uiteindelijk verbrak de ietwat wijsneuzige vrouwelijke journalist de stilte.
“Meneer Deschrijver, bedoelt u niet gewoon de liefde?”
Oscar Deschrijver staarde met een lege blik voor zich uit. Dit had hij niet verwacht.
Hij prevelde: “De liefde…” en concentreerde zich zo hard op een punt op de muur dat iedereen zich omdraaide om te kijken over er iets over het behang kroop. Een Klamboekie wellicht. Alweer vulde de stilte de ruimte als een dik tapijt. Oscar bleef verbaasd en wezenloos over de hoofden van de anderen staren. Uiteindelijk stond zijn vrouw op van haar stoel, nam zijn hand, omhelsde hem en wreef met haar handen over zijn rug. Met andere woorden ze gaf hem een knuffel, of zoals het in de nieuwe terminologie van Oscar luidde, Hulviola. Hierna wendde Oscar zich tot de journalisten, met een wat schaapachtige uitdrukking op zijn gezicht.
“Het spijt me, meneer en mevrouw, dat ik u hiermee lastig gevallen heb. Ik bedoelde wellicht de liefde, maar ik was uit het oog verloren wat ik bedoelde.”
De journalisten knikten zonder verwijt of geruzie, ze waren toch wat geraakt door het schouwspel, en verlieten de ruimte. Hij prevelde nogmaals: “Het spijt me.” De arme man was helemaal in de war.
Zijn vrouw bracht haar gezicht tot zeer dicht bij het zijne, ze legde zijn voorhoofd tegen haar mond en ze sprak, met platgedrukte lippen. “Ga je dan nu weer normaal doen?”
Met een glimlach plaatste ze een Tarfutzjem op zijn kaak en ze vroeg; “Klamboekie?”
Hij knikte, keerde terug naar de wereld van de simpele praktiserende stervelingen, nam haar hand en leidde haar mee naar hun slaapkamer, waar hij haar besliep, Klamboekievol.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

zo mooi :-)

Anoniem zei

Fijn hoe een ogenschijnlijk onschuldig romantisch verhaaltje tegelijkertijd een afschuwelijke waarheid kan overbrengen. Mooi zo!