zondag 21 december 2008

Dood van Edward, kerstman

Naast zijn in een rood pak gestoken dode lijf vonden ze een briefje, met daarop een gedichtje.

"Het verlangen gaat verder, vertrekt
Een kerstmutsje geeft het vleugels
En laat me hier heel erg zielsalleen
Verschopt als een vuile feestvloer"

De uitpuilende blauwe ogen van Edward pasten aardig en leuk bij zijn blauwe tong die uit zijn verkrampte mond stak. "Gestikt in eierpunch", zei de dokter, en hij haalde zijn schouders op. Niemand moest echt om hem huilen, maar de buurvrouw was toch wel wat geraakt. Ze had hem gevonden, zo. Edward woonde al jaren alleen, en de mensen van blok 5D zagen hem eigenlijk maar één keer per jaar, op het jaarlijkse kerstfeest in de foyer, en dan nogin zijn hoedanigheid als kerstman. Nu was hij dood. "Wie zal er zijn appartement nu nemen?", verzuchtte de concierge. Mevrouw Wils van 3B zag er geen graten in: "Hij maakte soms erg veel lawaai, vooral 's nachts. Een vreemde man."
"Jezus, mens, heb je dan geen schaamte. De man zijn lijk is nog niet koud en je zit al over hem te roddelen", zei jonker Daniël verontwaardigd.
"Is het waar, van dat lawaai?", fluisterde de weduwe van jean Desmet nieuwsgierig tegen mevrouw Wils. Edward liet al het gepraat over zich heen gaan, hij was immers dood, maar hij zou er anders ook niets over gezegd hebben. Dat lag niet in zijn aard, hij was een veeleer stille, rustige kerstman. De stroom mensen die zijn appartement overspoelde vergaapte zich aan de militaire eretekens en de vele foto's van militaire operaties en exotische locaties aan zijn muren. Edward was, voor hij de kerstman werd, luitenant bij de strijdkrachten.

Hij stond met zijn rug tegen de zijkant van een boom en keek ademloos naar het zwaar glooiende landschap dat aan de einder in de N'jelo berg overging. Pierre nam zijn schouder in zijn warme stevige handen. Hij plantte een kus op zijn blote nek. De majoor en de luitenant waren naar het noordoosten van Angola getrokken om eindelijk alleen te kunnen zijn. Droevig sloot hij zijn ogen, en hij draaide zich langzaam om, keek hem strak in zijn ogen. "Ik ga terug, terug naar België", zei hij, "ik heb ze te lang in de steek gelaten." en terwijl hij met de palm van zijn hand de kaak van zijn geliefde streelde, werd hij plots resoluut en pathetisch: "Ik kan het ze niet aandoen." Ze keken elkaar lang aan.
"Kan je het mij wel aandoen, dan?" zei hij, en hij trok zich los uit hun omhelzing, hij sprong over enkele bomen, liep, rende, schreeuwde naar de goden boven en de saters beneden en geraakte ondanks zijn fantastische fysieke vorm buiten adem en kwam enkele tientallen meters als een bevende schreiende pudding op de grond terecht. De verwachte warme armen van de majoor kwamen er niet, hij bleef alleen achter. Hij keerde naar België terug en begroef zich in blok 5D in diepe herinneringen.

"Hij moet een soort van militaire held geweest zijn", prevelde de weduwe van Jean Desmet vol eerbied, want voor officiële functies had zij alle achting. Zij liet het nooit na om de wijkagent even bij zich te halen als hij zijn ronde deed en hem te vertellen welke goede werken hij eigenlijk toch verrichtte.

Een vijftal jaren na zijn terugkeer van Angola kocht Edward plots een hoop rode stof, wat watachtige vulstof voor de revers en stikte hij een volledig kerstmanpak. Iedereen was verbaasd en enthousiast toen hij er plots in opdook op het jaarlijkse kerstfeest. Het werd een jaarlijkse traditie. Ze leerden Edward kennen als de eenzame kerstman die hij was, meestal verborgen voor de wereld, maar stralend in zijn rol voor één dag per jaar. Toen iemand hem eens vroeg waarom hij het eigenlijk deed lachte hij alleen maar. Hij nam de kinderen op zijn schoot, deelde cadeaus uit en er kwam jaar na jaar een kortstondig gevoel van warme vreugde over de mensen van blok 5D. Na het feest keerden zijn naar hun woningen terug, alwaar zij de armzaligheid van hun gammele meubels en de breekbaarheid van hun ultradunne muren even vergaten.

"We zullen hem missen", zei jonker Daniël en iedereen knikte instemmend. De politie kwam aan in het appartement en ze joegen de vele pottenkijkers uit de woning van Edward. Ze staken zijn opgezwollen lijk in een zwarte zak, namen het er weer uit in het ziekenhuis, iemand onderzocht het lichaam, concludeerde verstikking door eierpunch en dat was dat. Hij kreeg een kleine herdenkingsdienst die door de meeste mensen van het gebouw werd bijgewoond. Verder was er niemand.

Op een dag enkele weken later vond de concierge dat het toch wel eens tijd werd om het appartementje van Edward leeg te maken en hij stak alles in dozen en bracht het naar de centrale ruimte, waar iedereen eens kon kijken of er nog iets bruikbaars bij was voor al zijn spullen weggegooid werden. "Ik stel voor dat we deze een ereplaats geven", zei de concierge toen iedereen aanwezig was en hij toonde een oude foto aan de aanwezige mensen. Op de foto stond onderaan 'Angola 1987' geschreven. Hij toonde een man in een militair uniform met in plaats van een kepie of helm een kerstmuts op zijn hoofd en met een valse baard voor zijn gezicht. In zijn linkerhand hield hij een zak, waarmee hij schijnbaar aan het zwaaien was. Hij had een brede glimlach op zijn gezicht. Hij zag er gelukkig uit.
"Onze Edward, we zullen hem missen", zei jonker Daniël terwijl hij met zijn vingertoppen over het gezicht van de afgebeelde soldaat ging en iedereen knikte instemmend. De concierge gaf de foto een centrale plaats in de ontvangstruimte, op hun kerstfeestjes zou de kerstman niet ontbreken. Hierna doofden de concierge het licht en gingen ze naar hun appartementen terug. Niemand huilde, maar dat gaf niet.

Op de achterkant van de foto stond nog iets geschreven. Er stond 'denk aan me, mijn lief, als ik er niet meer ben, houd me even in je hart' en er stond nog een kruisje achter ook. De majoor op de foto bleef alleen achter, en de duisternis deed zijn glimlach vervagen. Ook hij was nu ook alleen.

Geen opmerkingen: