zondag 14 december 2008

Elegie voor de toekomstige dood van mijn droevenis.

De zwarte hond besluipt me en strooit droefheid in de scheuren van mijn gedachten.

Mijn echte hond, een labrador met overgewicht en een vervelend blafprobleem, stierf een jaar geleden. Dood was hij plots een stuk vlees geworden. Hij was geen beademde en doorbloedde substantie meer, hij kwispelde niet meer, hij kermde niet meer, kende pijn noch verdriet en zijn legendarische trouw was ook verdwenen. Ook al. Hij was gewoon dood, enkelvoudig, handig te reduceren, eenvoudig om af te korten, het simpelste en meest onvermijdbare gegeven op de wereld. Dat is natuurlijk ook erg triest. Ze gooiden hem in een plastic zak en ik heb nooit om hem gehuild. Soms gaat droefheid verder dan tranen, zout en slijm voorbij. Met dank aan de bond zonder naam, maar waar is het wel. Dan begint het in je borst te knagen, zie je de uitkomst van de zin niet meer, lijkt alles leeg en onbehaaglijk. Of zoals die christelijke denker, die grote man met zijn blanke hoofd, zou zeggen: dan is er alleen nog lege actualiteit. Hij waarschuwde ervoor, wilde niet geloven in die doctrine, want alles moest vol en begeesterd zijn, dat vloeide voor hem rechtstreeks uit zijn godsbeeld voort. Ik weet het niet zo zeker met die God, ik ben geneigd tot een zeer milde vorm van mystiek, maar ik wou dat ik zijn geloof had.

Een Nederlands schrijver die ik erg graag lees zegt dat het gemakkelijk is. Je kunt je eigen droefheid overwinnen door alle liefde die je hebt weg te geven. Je krijgt immers evenveel als je geeft, het is voor deze lieve denker allemaal zo klaar als een klontje. Het klinkt mij alvast erg christelijk in de oren. Het is een boodschap die de dorpspriester me ook had kunnen geven, ondertussen met zijn geile handen naar mijn blote benen reikend. Maar kan het ook waar zijn, los van alle ideologie? Evenveel krijgen als je geeft, kom je dan niet op nul uit? Moet je dan niet altijd meer krijgen dan je geeft? De algebraïsche moeilijkheden lijken me onoverkomelijk.

Ik zou graag aan bepaalde mensen vertellen hoeveel ze voor me betekenen. Maar ga ik dan geen ouwe zeur lijken? Gaan ze mijn confessies niet met een verveeld handgebaar wegwaaien, een beetje gegeneerd en erg verveeld zijn? Dat lijkt me erg waarschijnlijk.

Ik moet geloven en niet denken, ik moet weten zonder te kennen. Geloof ik. Ik weet het ook wel. «Le coeur a ses raisons, que la raison ne connaît point. On le sent en mille choses », schreef Blaise Pascal in zijn Pensées, en laat ons de God die in de volgende zinnen opdook maar rustig eens vergeten. De Verlichtingsdenker plaatst en plaatste bij die zinnen natuurlijk gigantische, mijlenhoge runenstenen van vraagtekens. Maar de vraagtekens zijn al even grote sfinxen als de aanname zelf. Want waarom moet onze twijfel categorisch zijn, systematisch, als we niet op zoek gaan naar kennis maar naar het leven zelf? Waarom zou het nodig zijn om systematisch te werk te gaan als het over dingen gaan die zich steeds van de systematiek lijken los te rukken? Bepaalde vrienden van me, mensen die ik een erg warm hart toedraag, hebben dat helemaal niet begrepen. Als je met zekerheid wil weten kom je uit in een nuttige maar koude, steriele ruimte waar het slecht toeven is. Als je emotie in belangrijke beslissingen negeert, zal het leven je zelf negeren. Daar ben ik plechtig en heilig in gaan geloven. Tijdens de dagen waarin de zwarte hond het luidst blaft en hij alles wat niet vastligt tegen me probeert te keren, klamp ik me vast aan die gedachte als aan een reddingsboei. Iemand vertelde me onlangs dat bepaalde mensen die hij en ik kennen, gemeenschappelijke kennissen en vrienden van ons, dat ze kinderachtig zijn en dat ze vasthouden aan naïeve overtuigingen, dat ze de waarheid niet in het gezicht willen staren. Die waarheid is volgens hem de lege woestijn van de waarden, het geliefkoosde domein van het nihilisme en de nihilist, een woestenij van zelfgebouwde zandkastelen en luchtspiegelingen. Maar is dat echt de waarheid? Je hebt de kenbare waarheid, de systematisch verifieerbare en falsificeerbare waarheid. Een goede vriend van de mensheid, moge God hem prijzen en strelen. Maar is er geen waarheid van een andere orde, een persoonlijke waarheid, een emotionele waarheid misschien? Je zult er nooit een Boeiing mee maken, met die andere waarheid. Maar dat is net het punt, het is verzet tegen het nut ten voordele van de pure doelmatigheid voor zichzelf. Maar als er zo’n waarheid bestaat dan kan je natuurlijk evengoed in het grote spaghettimonster geloven, zo zegt de rationalist dan. Ik heb nog nooit een spaghettimonster gezien, een spaghettimonster dient me niet en ik zou niet inzien waartoe het zou kunnen dienen. Andere dingen die ik nog nooit gezien heb dringen zich echter met onvermijdelijke zekerheid aan me op, want wie heeft er ooit de liefde gezien, maar wie heeft er haar nog nooit gevoeld? Wie heeft er ooit het Goede gezien, maar wie is er nog nooit overtuigd geweest van haar macht en haar aanwezigheid? De zieke fenomenologen van de wetenschap, de uitbuiters van het zichtbare en autisten van de blik spelen hun morbide spelletjes maar zoveel ze willen, maar ik walg ervan als ze me iets proberen te doen geloven waar ik zelf ziek van word. Net zoals de grote blanke denker kiezen wij voor het viscerale, en spijt of twijfel hebben geen greep op ons.

Ik jaag het verdriet uit mijn haren, ik doe mijn gordijnen open, maak koffie en ik glimlach. Ik zal straks bij mijn geliefden zijn.

Geen opmerkingen: