maandag 27 juni 2011

Kleine revolutie, grote revolutie, daar zal weer veel volk naar komen kijken.

Ik zit weer aan mijn pc, dat zoemende vervelende ding dat ik onderhoud alsof het de gans met de gouden eieren is, in mijn kot te schrijven, zoals een ziek konijn dat al veel te lang in hetzelfde hok zit en geconfronteerd met de open deur al niet meer weet dat er ook nog zoiets is als buiten, en dat als het naar buiten zou gaan bij de kloten van de godverdomde god niet zou weten waar het naartoe zou moeten gaan. En buitenkomen, wat is er mij ook aan gelegen? In de stad zijn er alleen maar overal bange kakkerkes, een spoor van stinkende excretie achterlatend, zwelgend in hun eigen zaligmakende walm, groteske wezens die na het moeizaam verwerven van hun posities in de samenleving van de grote mensen, wat meestal neerkomt op wat studeren en dan wat werken, en na het bezwangeren van hun vrouwkes, en na het kopen van hun autootjes en het lenen voor hun huizekens zo verschrikkelijk bang zijn om het weer te verliezen dat ze met hun kop en hun geest dicht en toe lopen en heel hun leven ja knikken en op voetpaden lopen met hun handen in hun zakken sprekend over een schitterende “soirée” hier of die zijn kast van een huis daar, dat toch wel de moeite is maar dat we wel goed moeten weten waar dat geld vandaan komt. Maar wel schreeuwen en tieren in hun habitat, tegen hun vette maatjes, in hun mercedeskes, in de schaduw van hun eigen grootspraak waarvan ze weten dat hij uiteindelijk ook op niets slaat, en maar roepen en tieren om niet te moeten zien dat ze leeg zijn. Een vrouw en een kind en een auto en werk en werk en werk? En doe je dat graag dat werk? En zie je ze graag die vrouw? Het zijn allemaal irrelevante vragen, omdat ze hen zo doodsbenauwd maken. En ik ben ook benauwd, ik kan soms niet slapen van de schrik en ik zit te bleiten in mijn auto als ik hoor dat een meiske van acht jaar door terroristen met haar rugzak is opgeblazen. Dan denk ik, blaas hen godverdomme toch eens op, die dikke bange kakkerkes. Ik zal er ver mee komen, met zulke gedachten.

En er is dan ook nog die andere groep, ietske donkerder van complexie misschien, en met een bijna natuurlijke schaduw over hun bestaan, een altijd maar groeiend leger van mensen die naast de kakkerkes wonen en die niets hebben en dus ook niets te verliezen hebben en die niet eens het kleine licht van in hun ogen worden gegund, omdat het toch allemaal maar marginalen en luiaards en profiteurs zijn, zogezegd. En dan is er een dikzak met puitenogen die de ongelijkheid in de hand werkt omdat hij er zelf beter van wordt, en geen mens die het doorheeft, of iedereen doet alsof het niet waar is, of die er iets over wil zeggen, want het is niet hip meer om aan politiek te doen en de enigen met nog een mening zijn de idioten die beter zouden zwijgen Het is godverdomme allemaal om van te kotsen. En willen ze een revolutie, de veel te velen, die zogenaamde onderbuik van de maatschappij(het zou wel kloppen die metafoor, behalve dat het aan een onderbuik nog warm en gezellig is)? Willen ze dat er iets verandert aan dat oneerlijk systeem dat langs geen kanten klopt? Bah nee, ze willen vlees eten, alle dagen, en met de grootste BMW rijden die er bestaat, een BMW turbo vijfduizend met superspoilers en een ingebouwde kutflipperkast, of iets anders dat een hoop corporate mannen in corporate pakken, of t-shirts of wat ze ook dragen de laatste tijd, hebben bedacht om het maximale bedrag uit de zakken van de arme sukkelaars te kloppen.

En ik zou best ook wel gelukkig kunnen zijn, of wat daarvoor doorgaat, en er gaat geen week voorbij dat mijn moeder mij niet vraagt, jongen waarom hebt gij nu toch geen rechten gestudeerd, ge zou zo ne goeden advocaat geweest zijn, en ik weet dat wel, dat ik dat kon geweest zijn. Maar waarom, waarom zou ik dat willen worden moeder, om dan ook weg te zakken in de betekenisloze onverschillige leegte van hun debiliserende bestaan, waarin ze dan poppen gaan verzamelen, of postzegels of bij een kutkoersclub gaan waar ze dan de dikste fluit van de hele hoop armetierige kakkerkes bij elkaar zijn/hebben/willen worden. Nee, nee, laat mij maar zitten op mijn kamer, als een schildpad die niet beseft dat ze al een uur tegen een glazen wand aan het oplopen is, laat mij maar schrijven, laat mij maar gerust, ik wil geen deel uitmaken van jullie systeem met jullie sociale promotie voor wie het toch niet nodig heeft, met jobsactivatie en aansporingspremies, met aansporingen voor het niets van de kleinburgerlijke hel en activeren tot het hebben van kleine en egocentrische gedachten, met subsidies voor verwende kutkunstenaars die al veel te veel hebben en die ze beter hun geld zouden afpakken en het aan de echte arme sukkelaars geven, om maar één van de vele trieste voorbeelden te geven die er constant door mijn kop flitsen. Laat mij maar zitten, laat mij maar wat schrijven, laat niemand mij maar lezen, of laat iedereen mij lezen, het kan mij niet schelen, als de mensen niet willen veranderen gaan ze niet veranderen, en we hebben wat dat betreft gans de geschiedenis van de mensheid tegen. Tant pis. Too bad. Jammer, jammer.

Geen opmerkingen: