vrijdag 18 februari 2011

Zombieparade

Ik glijd door de straten als een schaatser op een overjaarse schaatsbaan, de weg ligt open en doet me struikelen. Mijn voeten liggen open van het stappen, mijn tenen bloeden aan de randen, mijn handen jeuken van de kou, ik laat mijn neus maar lopen. Mijn korstige ogen steken en ik kan wel janken. Ik ben heel alleen in mijn stad. Het is vrijdagavond. De bars zitten vol en in de restaurants wordt er gegeten, zo gaat dat. Niemand denkt aan werken of aan zijn dromen najagen. Een voorlopige aanvaarding van de uitvreters, we spenderen alweer een weekend in de leegte.

Toen mijn moeder in oude dagen tegen me sprak zei ze vaak dat de mensen niet deugden. Ik vroeg me luidop af of dat ook voor haar van toepassing was, maar daar kon ze me geen antwoord op geven. In plaats daarvan begon ze te huilen. Kritische vragen verraden vaak een tekort aan affectie. Wie lief heeft aanvaardt. Zelfinzicht is ook een zeldzaam gegeven. De waarheid leek me genuanceerder dan dat ‘niet deugen’ waar zij over praatte.

De mensheid is een diep verbonden ras. Tussen het niets en onze levens gaapt een flinterdunne muur van de meest broze substantie. Mogelijk karton of piepschuim, ik weet het niet goed, ik ben niet technisch aangelegd. Dat voortdurende tegen het niets aangapen maakt ons tot smeerlappen en goden, tot helden en duivels, het drijft ons voort en geeft ons poeier, tot we creperen en omvallen en de leegte het licht in onze ogen uit doet doven. De eeuwigheid is voor altijd op je rug in de tropische oceaan drijven en naar de zon staren. Dat is ook geen leven. Maar het is wel leuk natuurlijk.

Ik kom thuis en schop mijn schoenen uit. Ik ga naar boven en stel verbaasd de leegheid van mijn bed vast. De spinnen houden feest aan de uiteinden van mijn matras. Er heeft hier al in eeuwen niemand meer geslapen. Het is een kale lege ruimte, een kadaver. Dat was ooit wel anders.

Ik streelde haar vingers en haar handen en liet mijn blikken op haar dijen rusten. Ze lachte en zei me dat ze wilde dat het nooit zou stoppen. Maar wat het precies was dat ze wilde laten persisteren kon ze niet zeggen. Ze was een mystica, beter met bewegingen en daden dan met taal en concepten. Ik legde mijn middenvinger op haar muis, en klikte erop. Ze kreunde en haar glimlach deed me opveren. We bedreven onze liefde in langdradige rukken van een onevenaarbare kalmte. Er was ons niets aan voortplanting gelegen. We lagen in een tijdloze immanente oceaan van directe liefde. Ik was tevreden.

Woorden hebben me nog nooit laten voelen wat ze met een aai klaar kon krijgen. Ik was een loopse hond in haar armen, we sloten ons voor dagen, voor weken op in mijn kamer. De ruimte was gevuld met gelach en zoenen en geschreeuw en zaad en tranen en met ons leven. Het was fucking geweldig.

Toen ze met me brak ben ik gestorven, op een bepaalde manier, zoals velen voor mij en velen die nog zouden komen, een groeiend legioen van dode levenden. Arme arme zielen. Toen het brak wou ik plots dat ik haar zwanger had gemaakt, dat iets onze vervreemding had kunnen overleven. De mensheid wordt uit armoede voortgezet.

De ruimte is leeg en het vale licht van de schemering van de februariavond valt op mijn kille nest. Ik ga op de rand van mijn bed zitten en neem mijn hoofd in mijn handen. Er is geen geest of god om me raad te geven. Ik wil huilen maar mijn kop zit zo dicht als een dichtgeschroeide biefstuk. De mensheid is een diep verbonden ras. We zijn bereid om elkaar dood te maken voor een brokje tijd, bereid om elkaar lief te hebben om de eeuwigheid te vinden. Bereid tot alles, en veroordeeld tot het niets.

Ik doe mijn jas weer aan en plof mijn schoenen rond mijn vermoorde voeten. Ik heb niets te zoeken thuis, het is er als een gemeubileerd kerkhof. Er wacht me een nacht vol kilte en de kans op warmte is zo goed als onbestaande. Maar we moeten het erop wagen, er is maar weinig tijd. In discotheken, in cafés en op pleinen van onze drukke steden, we zijn een brigade van gebroken harten. Kijk ons dansen, kijk ons bewegen, zie ons, vermaak jezelf met ons. Wij zijn de zombieparade.

Geen opmerkingen: