woensdag 23 februari 2011

24

Je bent van hem afgescheurd,
Hij is een mank gedrocht,
Hij heeft geen reden, geen motief,
Hij leeft een arbitrair bestaan.
Hij is een leeggelopen baarmoederzak,
Hij is een huilende moeder,
Met haar dode kinderen aan haar voeten,
Het bloederige mes in haar scheve klauwen.
Hij is een genocidair,
Die nooit heeft willen weten,
Hoeveel hij er over de kling heeft gejaagd.
Hij is een hobbyclub,
Zonder boetseerklei.

Het is goed, nooit meer denken en niet dromen,
Het is goed, de absolute stilte,
en in de schaduwen liggen,
de zon boven en de koele schaduw van de bomen,
de zoutheid werd een rimpel en een zucht,
en we hebben alles overwonnen,
en eindelijk rusten we, de strijd is niet meer,
enkel de lauwheid van onze gekruiste armen,
enkel de zoete chemische extase in onze hoofden,
enkel het kalme rimpelloze water aan onze voeten.

De ruimte rondom het lichaam is leeg,
Het versnelt, roerloos zittend,
De blauwe toon van gedachten,
Het leven kwam uit een warme poel,
Met zoutig stilstaand water,
Ik zoek mijn schubben zorgvuldig uit,
Bind mijn benen samen, een amorfe staart,
En geef mijn denkvermogens aan de jeugd,
Op mijn buik in de branding wacht ik op,
De golven van het bevrijdende water,
En huilend naar de maan wast de maan mijn
Schuldig verzuimende lijf en handen.
De evolutie van de mens bereikt nieuwe hoogten,
Er ligt een lijk op het strand,
Laten we het verbranden.

Geen opmerkingen: