zondag 12 december 2010

Breuk/ruptuur (maal hetzelfde).

Het is zondag,
Mijn lieve leden omsluiten
De tenebreuze last van jouw geweten,
Het snikken van een voldaan verleden,
De dwalingen van een vrouw alleen.

Maar ik weet,
Hier is geen verlossing,
Niet in dit huis, niet bij dit lijf,
De gastheer wordt geplaagd door muizen,
Die zijn fundamenten en dakspanten aanknagen.
En hem doen trillen op zijn benen.

Het is waar, je kan de tremolo voelen,
Jij ook hoort de klokken in Keulen luiden,
En de donder die de donkere hemel wil verharden.
Maar je blijft blind voor natuurfenomenen,
Knijpt met je oogleden het blozen uit je wangen, en
Verdwaasd door verlangen, zie je niet wat voor je ligt.

Ik steek mijn vingers naar voren, scheef naar boven,
Mijn duimen zijn krom, met platte nagelriemen,
En harig als trollen.
De mogelijkheid van alle aanrakingen bengelt
Als een snoepje voor een kind,
Lachend, koddig, gehandicapt en suikerziek, in
Die gapende kloof tussen onze monden,
Een gevaarlijk wapen, voor diegenen
Die het verlangen daar bespeuren,
Maar we zijn geen klimatologen,
We zitten met onze neus vlakbij de feiten.
We zijn cartofoben.

We zijn twee guppies op het droge,
Onze vinnen molenwieken spastisch,
Naar een oord om te verliezen,
Een bos, een hei of een oase,
Wat hier niet valt kwijt te raken,
niet in deze tijd, niet met deze handen
niet hier,
niet nu, mijn lief,
het is zo triest,
je moet wel huilen,
Niets aan te doen.

Geen opmerkingen: