zaterdag 25 december 2010

Bedrieglijke momenten.

We wreven langs elkaar,
Als steelse bleke tieners,
Of misschien als haringen,
Die uit het water,
Plots ook leven konden.
Je zei:
“Humor is voor mannen,
Maar trek hier toch maar aan.”
Je keek zo hartverscheurend,
Mijn weke ziel aan flarden,
Als toen mijn dode konijn Theo,
Dat ik als kind in een put begroef
En waarvoor ik bittere tranen huilde,
Me die eerste trage nacht kwam kwellen.
Ik zei:
“Er is me niets aan gelegen,
Om nu niet met je om te gaan.”
En ging wat verder staan,
In een poging om de coolste jongen
On the modderfokking block te zijn,
De waarheid zijnde echter,
Dat ik wilde,
Je strelen en bezitten,
En wel meteen,
Wat me niet congruent leek
Met jouw begeerte,
Of misschien ook wel,
Er is geen zekerheid hier in het ondermaanse,
Zon en ster en wichelaars kunnen ons niets vertellen.

Maar in de zware gulheid van je blikken,
Over je appelwangen die naar boven wipten,
In het dal voor de heuvel van je lippen,
Was een heimelijke zoetheid wellicht geslopen,
Een plichtdier ooit, nu
Een beest, gek van verlangen.

Geen opmerkingen: