maandag 31 mei 2010

Een goede dag om te zuipen.

Toen Quartier Lagaffe zijn zestigjarige lichaam die dag langzaam uit zijn zetelbed hees voelde hij dat het een goede dag was om te zuipen. “Net zoals gisteren”, dacht hij. Hij bekeek zijn magere lijf in de spiegel en hij kon het niet laten om even te lachen. Hij zag een rij zwarte tanden in een ingevallen asgrauw gezicht. Hij schrok niet van de ruïne die achter zijn lippen school. “Nog een geluk dat ik niet in mijn brein kan kijken”, dacht hij. Hij deed een redelijk proper hemd aan, knoopte zijn broek dicht en vertrok naar het café. Het was kwart na negen. Toen hij jong was stond hij nooit voor elf uur op, maar dat was veranderd.

Hilda was haar glazen aan het kuisen en Roger zat nog aan de bar. Net zoals hij ze de vorige avond had achtergelaten. Dat viel dus wel mee.

“Allez jong, Jimmy zat hier gisteren weer een godganse hele dag”, zei Hilda.
Hilda was een zwaar opgemaakte geblondeerde vrouw van tegen de vijftig. Ze rook naar haar café, een geur die een mengeling was van bier en mannenzweet. Ze zag eruit als goedkope seks. Ze was een prominent lid van de lokale swingersclub, één van de jongste van de groep. Eén van de weinige vrouwen ook, maar dat vond ze niet erg.
“Is dat niet goed dat de Jimmy hier zat? Dan heb je klanten”, zei Roger. Hij liet ook nog een ferme scheet. De klanken resoneerden door de ruimte.

“Roger!”, riep Hilda pseudoverontwaardigd.

Roger was een ouwe vent zoals elk bruin café er twee of drie moest hebben. Hij dacht nooit na over wat hij zei, werd nooit kwaad, tenzij hij zijn bier niet rap genoeg kreeg, maar klaagde wel een hele dag over vanalles. Vooral over de jeugd. Als hij het voor iets opnam was dat doorgaans alleen om tegendraads te doen.
“Zo een klanten zou ik liever niet hebben, overdag. Dat jij en Quartier hier een hele dag zitten begrijp ik. Zo een ouwe venten.” Ze lachte, alsof ze net iets enorm grappigs had gezegd. “Maar zo een jonge mens. Jonge gasten kunnen toch andere dingen doen.”

Quartier nam een slok van het eerste pintje van zijn dag en besloot om zich ook in het gesprek te mengen. “Wat zou hij dan moeten doen?”, vroeg hij.

“Werken! Zo een jonge mens”, zei Hilda resoluut.

“Ach God ja, hij kan werken maar hij wil niet”, zei Roger.

“Spraken de Azteken met hun goden toen ze hun piramiden bouwden? Kon Nietzsche zijn Cosima zien toen hij zijn Zarathustra schreef en gek werd? Kunnen we als we onszelf verheffen uit het slijk ooit aanspraak maken op een soort van eeuwigheid? De Azteekse piramiden staan er nog en Also Sprach Zarathustra wordt nog gelezen. Maar de makers van die werken zijn al lang verdwenen. In zulke omstandigheden zie ik niet in waarom een mens zich moe zou moeten maken”, zei Quartier Lagaffe. Hij liet het nooit na om aan Hilda en Roger te bewijzen dat hij gestudeerd had, lang geleden. Hij was dan misschien wel een alcoholieker, maar één met stijl, vond hij.

“Dat hij dan gaat poepen”, zei Hilda. Hierop knipoogde ze naar Roger, met wie ze in de swingersclub clandestiene contacten had. Roger was namelijk een swinger, maar zijn vrouw niet, waardoor de dingen een beetje in het geniep moesten gebeuren. Hilda had hem op een dag als uit het niets gevraagd om met hem mee te gaan naar de club. “Ik zou wel zot moeten zijn om nee te zeggen tegen zo’n wijf”, had hij geantwoord hij. Hilda had als een schoon compliment opgevat.

“Ga je morgen naar de stoet kijken?”, vroeg Hilda aan Quartier, in een poging om niet te opvallend met Roger te flirten.

“Die stomme stoet interesseert mij niet. Folklore is een hobby voor ouwe venten en proleten. Voor niets nodig, ik vind zo ook wel een reden om te zuipen.”
“Wat denk je dat jij bent Quartier?”, lachte Roger.
“Geen proleet!”
“Maar wel een ouwe vent.”
“Ik blijf jong tot ik doodga”, zei hij, “ik zie er zelfs beter uit dan vroeger, nu ik wat rimpels heb. Een schone jongen ben ik nooit geweest.”
“Je moet het zelf weten, Quartier, maar het gaat wreed de moeite zijn dit jaar. Het stad heeft tweeduizend extra gesponsord.”
“Tienduizend karamellen meer, dan. Joepie. Hoera. Tof.” Hij haalde zijn schouders op. Hierna kwam er een stilte over de beide mannen. Hilda maakte er gebruik van om hen nog een pintje te tappen en ging dan haar keuken dweilen.

Om tien na elf kwam Jimmy binnen. Hij droeg een felgroene trainingsbroek en had een groene T-shirt met een merk van een streekbier erop aan. Op zijn nogal onhuiselijke kop had hij een bruin petje met een grote sticker erop. Lagaffe vond dat hij er uiterst belachelijk uit zag. Hilda had alleen oog voor zijn jonge lijf en spieren. Jimmy was een wielrenner in zijn vrije tijd en reed in het lokale circuit voor amateurrenners vrij verdienstelijke tijden. Desondanks had hij nogal een bierpens en een vrij corpulente nek met een grotesk groot hoofd.

“Alleen jammer dat hij een drankprobleem heeft, die jongen”, zei de voorzitter van De Vrolijke Peddelaars op een keer tijdens de bestuursvergadering in Westmalle. Hier volgde geen verontwaardiging op. De overige bestuursleden haalden gewoonweg hun schouders op. “Nog een trappistje zeker?”, zei de voorzitter dan maar.

Roger had die dag geen mening over Jimmy. Hij had het te druk met belangrijke dingen. Zoals in zijn pint staren en woorden proberen te boeren. Quartier merkte op dat de jongen iets zenuwachtiger met zijn slungelachtige armen slingerde dan gewoonlijk.”Hij heeft een bijzonder dikke pens om zo’n stokjes van benen en armen te hebben”, dacht hij.

“Wat is er jongen, heb je een springveer ingeslikt?”, vroeg hij.
Jimmy zette zich haastig op een barkruk en draaide zich naar Hilda. “Vlug Hilda, een witteke, ik heb groot nieuws vandaag.” Roger lachte. “Ga je weer gaan ‘cruisen’ in Amerika? Of is het iets anders vandaag.” Die zomer had Jimmy hen maandenlang lastig gevallen met zijn reisplannen. Hij zou met een vriend van hem op reis naar Amerika gaan en ze zouden het land doortrekken met een Hummer. “Het zal vet zijn”, herhaalde hij nogal vaak.

Roger begreep niet goed hoe een reis dik kon zijn. Hilda was blij dat hij iets met zijn leven deed. Quartier Lagaffe had niets dan minachting voor wat hij als onzinnige klap van een dwaze vetklep beschouwde. Hij zei dat dan ook veelvuldig tegen Jimmy. Het drong niet echt tot hem door dat Quartier het meende.

“Ik heb groot nieuws, Hilda.”

“Heeft je moeder eindelijk toegegeven dat je niet van haar bent?”, riep Roger. Het trio ging onmiddellijk over tot een gierend gebrul van het lachen. Jimmy begreep niet goed waar het om ging, maar werd desalniettemin toch een beetje rood.

Nadat Roger bijna gestikt was in zijn pintje en Quartier eens gaan pissen was, spoorde die laatste de jongen aan om zijn belangrijke nieuws toch te vertellen. Jimmy deed even alsof hij aan het mokken was, maar besloot dan toch maar om het te vertellen.

“Weten jullie nog die grote DJ-wedstrijd voor de stoet? Jullie weten nog dat ik mijn bandje had ingestuurd met mijn mix enzo?”

Quartier haalde zijn schouders op en Roger liet een scheet. Hilda knikte en kneep haar ogen toe om haar acteerprestaties meer geloofwaardigheid te geven.

“Je hebt gewonnen?”, gokte Quartier. Jimmy bevestigde dit.

"Ik mag op de stoet een set spelen, met echte danseressen en alles",zei hij, met een gigantische glimlach op zijn gezicht.

Voor een ogenblik was het stil in het café. Na een paar minuten ging de stilte over in een drukkende afwezigheid van geluid. Hilda was de eerste om toch te reageren. “Allez proficiat, jongen”, zei ze, “Je hebt het verdiend.” Ze wist zelf niet goed of dit wel waar was, maar ze zei het toch maar.

“Hoeveel verdient dat?”, vroeg Roger. Jimmy zei dat hij het voor de eer deed.
Quartier zei dat hij een onnozelaar was. Het werd weer even stil. Een minuut later stormde Jimmy naar buiten. Niemand maakte aanstalten om hem achterna te gaan.

“Allez Quartier, die jongen, dat was nu toch ook niet nodig.”

“Het is door sukkelaars als hij dat de wereldwijde Marxistische revolutie mislukt is. De proleten verdienen de wereld omdat ze de mensheid voeden en luxe maken, maar onnozelaars als hem worden opgevoerd om de sukkelaars zoet te houden. DJ’s. Volksverlakkers, opiumspuiers, hedendaagse narren. Meneer is tevreden met de eerste prijs van een onnozele pensenkoers in dit godverlaten gat, terwijl hij nog nooit een poot heeft uitgestoken om iets nuttigs te doen. Hij vindt waarschijnlijk dat hij het verdient ook. Ze zouden hem moeten opknopen, onnozelaar, met zijn stomme smoel en zijn gladde beentjes met zijn dikke pens.”

“Spreek je jezelf nu niet wat tegen, Quartier?”, vroeg Roger. Hij sprak al met enkele tongen te veel.

“Och laat mij gerust, bende dwaze kiekens”, zei hij. Hij dronk zijn pint leeg en vroeg zich een nieuwe.
De verdere namiddag verliep in totale stilte. De mannen dronken en keken naar televisie en Hilda zat op haar laptop te surfen op een sociale networksite, op zoek naar mannen.

Quartier draaide zijn pint rond op zijn bierkaartje en bedacht dat het allemaal anders kon gelopen zijn. Voor hetzelfde geld was hij iemand met invloed geworden en zat hij in een villa aan een zwembad met een stel zwarte vrouwtjes rond hem. “Maar ik zou het erg lastig hebben om mijn bier te missen”, dacht hij.

Hij dronk zijn pint uit en zette zich recht. Toen hij het café verliet wierp hij een laatste blik op Hilda, die glazen waste en Roger, die naar zijn pint zat te staren. Jimmy zat aan een tafeltje te mokken. “De vader, de zoon en de heilige hoer”, mompelde hij.

In de perfecte stilte van zijn eigen dronkenschap waggelde hij naar zijn huis terug. Hij nam drie halve liters bier uit de koelkast, legde zich op zijn zetelbed, zette de televisie aan, deed zijn schoenen uit. Hij deed zijn bierblik open en nam een slok. Hij stak een sigaret aan, nam een trek en sloot zijn ogen. Hij was gelukkig

Geen opmerkingen: