zaterdag 1 mei 2010

Een Confucianistisch verhaal gericht, aan niemand specifiek.

Meester Bong was de tuin ingelopen. Zijn Ganja was opgerookt en zijn mascara was uitgelopen. Hij voelde zich alleen en verlaten. Zijn hele leven had hij aan de rechtvaardigheid en de menslievendheid gegeven. Hij had geen kinderen, zich voortplanten was iets dat hij vergeten was. Hij dacht: “Als de hemel goed is, hoe kan het dan dat ik me toch zo eenzaam voel? Wie of wat heb ik verkeerd gedaan?” Zijn buik deed zeer, het voedsel bleef ellendig in zijn keelgat steken en het leek alsof hij nooit meer iets zou kunnen eten. Hij besefte dat zinnen die het woord ‘ooit’ bevatten meestal op illusies berustten. Hij kon zich echter niet losrukken van zijn dwangmatige negatieve gedachten.

Ondertussen waren de vogels in de bomen aan het copuleren. Twitteren was iets dat de beesten van de lucht zonder vooroordelen of nadenken deden. Meester Bong keek naar boven en kon het niet laten om hen diep en hartstochtelijk te benijden.
Hij zei: “Ach, vogels hoog, wat zijn jullie gelukkig met jullie korte leven. Ik leef zo lang, ik weet zo veel, maar het is niets behalve ellende en onbehagen. Jullie kennen geen rechtvaardigheid, maar er is jullie ook niets aan gelegen. Een boom is een boom en een kreet kan alleen honger of bronstigheid beduiden. Hoe makkelijk en hoe prachtig.”
Meester Bong zuchtte en stapte verder. Zijn sandalen kraakten, want ze waren van een slecht merk, gemaakt door een bedrijf dat bijna nooit reclame op radio of tv maakte.

Hij wandelde tot hij een kleine klaterende waterval bereikte. Het water bruiste en spoot met wat hem een krachtige vitaliteit scheen te zijn. Hij werd groen van jaloezie.
Hij sprak: “Jij bent nooit moe of futloos waterval. Zelfs op je blauwste dagen kan je nog wild in het rond spuiten. Ik wou dat ik hetzelfde kon beweren. Menslievend ben je niet en als je in een grotere hoeveelheid hier was geweest had je me evengoed nat kunnen spuiten of me kunnen verzwelgen. Maar dat kan je niets schelen, je bent met jezelf niet ontevreden.”

Na zijn rondgang in de tuin betrad Meester Bong het paviljoen, ging in het leslokaal binnen en vertelde aan zijn leerlingen wat hij gezien en gedacht had. Hij vertelde dat de vogels niet rechtvaardig maar perfect tevreden en het water niet menslievend maar toch prachtig mooi was. Zijn leerlingen vroegen hem daarop waarom zij dan wel die deugden moesten leren. Hij ging op zijn denkkrukje zitten en vertelde hen dat ze een uur later terug moesten komen.

De leerlingen gingen weg en kwamen een uur later terug.

Ze vroegen aan de meester waarom ze dienden te leren.
Hij antwoordde hen, na zijn geitenbaardje glad te hebben gestreken.
“Toen ik gisteren met mijn vrouw naar de televisie zat te kijken liet ze plots een dikke scheet. Ik sprak haar aan, gaf haar aan dat het toch wel onbeleefd was en zei haar ook dat het (de scheet) stonk. Ze werd kwaad op me en wees me erop dat ik ook scheten liet en dat ze me er dan ook niet op zo’n grove wijze op had gewezen. Wel, nu vraag ik jullie. Als ik mijn vrouw, die ik erg liefheb, haar scheten nog niet kan tolereren, hoe zou ik dan in godsnaam in de bredere samenleving de mentale scheten van de domme mensheid kunnen verdragen zonder in een wip krankzinnig te worden? De mens heeft zijn onderwijs nodig omdat hij de domheid van de anderen onuitstaanbaar vindt, en die van zichzelf niet kan opmerken.”
Zijn leerlingen vonden dit antwoord voldoende en gingen naar hun huizen om te eten en te slapen en World of Warcraft te spelen.

Meester Bong herinnerde zich door het schetenverhaal plots de oorzaak van zijn maagpijn. Hij en zijn vrouw hadden de vorige avond een erg zware maaltijd gegeten. Hij besefte dat de hemel niet kwaad op hem was, maar dat zijn dwaze daden gevolgen hadden. Hij was plots ook erg blij dat hij geen kinderen had.

Toen hij ’s avonds thuiskwam en zijn vrouw hem vertelde dat zijn mascara uitgelopen was voelde hij zich een beetje mal.

Geen opmerkingen: