donderdag 17 november 2011

Slaapwel Simulacrum.

Wie kan haar nog verdenken
Van onechtheid in haar romp en leden,
Een inzakkende roze pudding,
Bedekt met dierenferomonen,
En sap en geil en dwaze, dwaze fratsen.
Blanke beren brommen botte leuzen.
Ze zegt zachtjes,
Met haar tong tussen haar tanden:
“Woede is een krokodil in je hersenen.”
Ze briest en praat door haar kop,
Die hol voelt als een kathodebuis,
En haar ogen verkopen kartonnen dromen.
Ze zegt:
“Het doet godverdomme pijn, pappie.”
Of:
“Hahahaha.”
Tegen de schimmen in het lege huis,
Maar paps is weg of dood,
Aan polio of softwarescams bezweken,
Of door alcoholboeren uitgemolken,
En er valt niet zoveel te lachen,
Althans niet voor gelegenheidshumanisten.
Ze is alleen, het is half tien, en
In de lauwe warmte, met kwetterende vogels,
Wanneer de liefde schitterend is,
En alles mooi is, en hoop fladdert,
Als een vlinder of als wat dan ook,
Voor vrolijkere zielen,
Trala fucking la,
Brandt het gif een gat in de WC-pot,
En zuigt de leegte haar restanten op,
En zelfs een zompig ontbindend lijk onder de zoden,
Heeft wel betere dagen.

Geen opmerkingen: