donderdag 24 juni 2010

Drie oraal-genitale ontmoetingen.

“Melancholy took hold of my soul tonight
In the sterile light of my cozy television set
A new load for the semantics of feeling blue,
My tears electric, my potato chips, outside
The emptiness at the bottom of my garbage can.”

2 AM, going to bed after watching a zombie flick

“Ik betrapte je, kloppend op mijn kelderdeur,
Ik hou van je lief, geef me toch wat meer.”

Neil Young, The needle and the damage done.

De stilte van de muren werd me te veel en ik ging de deur uit met een erectie, naar de winkel om groenten en vlees te kopen. Op het voetpad kwam ik een vriendin tegen, een knap blond ding. Helaas had ze een grote voorliefde voor belachelijk lange verhalen over oninteressante onderwerpen als haar persoonlijk geluk en de smerige laagte van de mannelijke psyche. Het feit dat ikzelf ook een man ben ontging haar daarbij op één of andere manier volledig. Ze had geen slap benul van mijn opgewonden staat en terwijl ze doorraasde over één of andere breuk met één of andere vent die ze beweerde graag te zien of gezien te hebben beeldde ik me in dat ze op haar knieën ging zitten en met haar mond mijn penis uit mijn broek viste. Ze deed dat met enige toewijding en ook met een handigheid die alleen maar te bewonderen viel. Ik fixeerde mijn blik op haar lippen en liet de rest van haar gezicht naar de periferie verdwijnen. Ze perste een constante stroom van verbale drek door de twee lieflijk rode lapjes vlees, wat toch wel echt zonde was en ik vond dat een geslepen jurist haar een proces moest aandoen wegens onkundig gebruik van kostbare goederen. Toen ze haar verhaal beëindigde bleef ik maar wat stom staan grijnzen en naar haar staan staren. Ik voelde dat er een reactie van me verwacht werd en zei uiteindelijk “ja dat is wel erg”, wat haar een gepaste reactie leek en haar noopte tot afscheid nemen, omdat ze nog veel moest doen, zoals ze zelf beweerde. Knappe verpakking van een voor het overige volstrekt oninteressante vlakke geest. Ik had plots erg veel zin om varkensvlees te eten, misschien doordat mijn brein haar gehakketak met het krijsen van een zeug associeerde, misschien omdat varkensvlees best lekker kan zijn. Wie zal het zeggen?

Toen ik aan de koelschrijnen met de ettelijke kilo’s kapotgesneden beest stond wist ik niet goed hoeveel grammen vlees ik precies diende te nemen en ook niet of ik best een kotelet of een ham of zoiets nam. Naast me stond een vrouw met een hoofddoek op haar hoofd met soortgelijke problemen. Ze nam dan eens een stuk in cellofaan en piepschuim verpakte ham, keerde het pakje om en om, legde het terug en nam dan een ander stuk, dat ze ook aan een nauwkeurige inspectie onderwierp. Dit ritueel herhaalde zich een tiental keren gedurende een vijftal minuten. Ikzelf stond vertwijfeld voor me uit naar het vlees te staren, zonder het evenwel aan te raken. De vrouw merkte mijn door overvloed veroorzaakte crisis op en glimlachte me solidair toe. Haar zwarte wenkbrauwen weken door het geweld van haar meelevende huid en haar doekje bewoog mee met haar voorhoofd. In haar mond grijnsden drie gouden tanden me aan. Ik vroeg me af of haar lippen ooit het donkere lid van een Perzische man beroerd hadden. Ik beeldde me in dat ze helemaal naakt voor me stond op haar kapje en een duchtige bos roetzwart schaamhaar na. Ik heb altijd gevonden dat schaamhaar iets bijna onverdraaglijks intiems heeft, veel minder erotisch dan een kale foef maar zoveel persoonlijker. Een berg van geuren, doordrenkt met urine en vaginale vochten, een toefje tabak dat een kut persoonlijkheid en cachet geeft. Ik ging op mijn knieën zitten en drukte het schaamhaar tegen mijn kin en bovenlip, als een welriekende snorbaard. De vrouw kreunde en steunde tot ze schreeuwend en bijna zingend tegen mijn gezicht klaarkwam.

Na een lange deliberatie koos ze een aardig stel varkenskoteletten, stak ze in haar gevlochten tas en slefte ze glimlachend weg. Varkenskoteletten waren een zonde voor haar, wellicht. Maar wel lekker.

Als ik alleen ben of als ik ’s nachts wakker lig denk ik aan seks, aan kansen op seks en aan de oneindige triestigheid van alle dagen. Soms denk ik aan mensen die aan de andere kant van de wereld uitgebuit worden, maar het maakt me nooit aan het huilen. Het abstracte leed van onbekende mensen heeft een grote komische waarde. Het kan me eigenlijk allemaal niet veel schelen, gezondheid, werk en liefde, wat dondert het ook, alles is van voorbijgaande aard en alleen dwazen scheppen geluk uit de triomf van de vluchtige materïele overwinning op de alles verpletterende krachten van de natuur, maar ik zou graag hebben dat het allemaal wat minder triest aan me verscheen. In Anna Karenina van Tolstoj sterft een man in een kamer in een ziekenhuis in Rusland. Het is een vreselijke scene en Tolstoj heeft de gave om een banaal gegeven als het sterven van een man op zo’n manier te beschrijven dat je tussen de lijnen door het metaforische schijt bijna van de muren voelt druipen. Zulke scenes lezen is een vreselijke beproeving en hoewel het kunstmatig is voelt het veel erger dan het echte leed op de aarde. Het gevoel kruipt in je huid en blijft er dagen, maanden en jaren hangen. Te veel romans lezen is nergens goed voor, en dictators laten de literatuur met recht en rede verbranden en verbieden. Door de juiste accenten te leggen, met de juiste effecten en de juiste fraseringen moet het mogelijk zijn om je hele leven lang niets dan vrolijke triomf te voelen, zelfs in vreselijke omstandigheden. De grote verhalen zijn dood, maar het simulacrum leeft, lang leve het simulacrum.

De kassierster leek me nog een erg jong meisje te zijn, zo van de schoolbanken geplukt. Ze had een vreselijk regioneel accent, maar als ze even niet sprak leek ze wel aardig en best wel neukbaar, ook. Ik stelde me voor dat ze geen sprietje schaamhaar had en tevens een gladde vrolijke venusheuvel die altijd naar zeep ruikt.
Haar buccolische onschuld voerde me weer ver van de supermarkt, met zijn muzak en zijn steriele liefde voor de macht van het bekend. Ik leek zo langzamerhand wel een personage uit een boek van fucking Marcel Proust.

We lagen met onze naakte lijven in de goud-paarse velden van de Provence. Ze was mijn lief en ze vond alles wat ik deed geweldig. Ze nam mijn erecte lid in haar mond en het maaktr niet uit dat ik het niet gewassen had. Onze geuren waren een integraal en geweldig deel van onze seksuele beleving. Ze slikte mijn sperma in en ik bleef je kut voor uren penetreren. Soms stak ik hem in haar kont of gaf er haar liefdevolle tikjes tegen haar kaak mee. We zoende en knuffelden en neukten en lachten. Daarna was er een discussie in de nacht, en gehuil, gejammer, en dan ik met mijn andere hoeren. Behaagzieke ik, erotomane ik, ongelukkige ik en ik gaf er geen kloten om. We sloegen aan het vluchten, onze idylle was doorbroken. Niemand leek er iets om te geven, wijzelf incluis.

Kelly, Donna of Patsy vroeg me om drie euro en nog wat voor de koteletten en de appelmoes (met brokken). Ik gaf het haar graag, want het ene plezier is het andere waard. Op weg van de winkel naar huis merkte ik dat mijn erectie ergens onderweg was verdwenen. Het was half zeven en de lauwe avond droeg de belofte van niets speciaals in zich. Ik deed mijn voordeur open, keek even over mijn schouder en verdween in een massieve muur van stilte.

Geen opmerkingen: