zaterdag 15 december 2012

Schreeuwgericht, niet om te lezen.

Ik liep onlangs over de Korenmarkt en ik botste Quartier Lagaffe tegen het lijf. Zijn wallen en zijn lange haren, zijn tanden en zijn asbestgekleurde randen. Een venijnig heerschap, maar wat een kloten. Hij poëtiseerde vanuit zijn droomschip, bij nader inzien een ouwe volkswagen Jetta met vuile velgen, een wilde plaats zonder vaste vorm, ondanks de muren en het beton:

“Ah, om te kunnen spreken met nieuwe woorden en om toch begrepen worden. Is dat niet de eerste droom van de eerste man die ooit zijn woorden uit de ether van het bewustzijn plukte en ze op papier zette? Maar het is een onmogelijke droom en betekenissen zijn ons werkmateriaal, en de werkelijkheid is onrijp, mistig en doodsaai, en slechts uit de combinatie van geest en realiteit behoort een combinatorische magie te ontstaan die geen weerga kent, een valse realiteit die aanspoort tot vreselijke daden, in de ogen van de veel te velen. Bach, Joyce, vitriool uit mijn darmen, mist in de bomen, misschien zelfs de hedendaagse narren van het televisielandschap in Vlaanderen, of bij nader inzien toch niet. Aansporing tot daden met ouwe woorden in nieuwe patronen. Een man die zijn vrouw na twintig jaar huwelijk op een nacht verrast en een mes tot diep in haar maag drijft, haar geschreeuw negerend, zijn snot en zijn tranen en zijn stijve piemel in zijn broek, “schreeuw maar hoer, denk je dat ik nog iets voel na twintig jaar anesthetiek?” en dan in de kamer van zijn kinderen gaat staan huilen om zich er uiteindelijk een kogel door het hoofd te schieten. Ze kunnen het uitademen van zijn hersenen horen. Eindelijk. Doodlelijk. Overbodig. Maar echt, misschien het echtste dat hij ooit gedaan heeft. Of een ander soort van daden dan: een man die plots besluit om alles in de steek te laten, vrouw, kinderen, job, overjassen en semidoorlaatbare koffiemachine en regen gaat brengen waar er altijd droogte is geweest. Zwarte vrouwen en mannen en jongens en meisjes dansen rond het lichaam van de blanke man, die vet is door al zijn jaren in het westen, en verheffen hem tot de god die uit het noorden kwam. Hij trouwt met een lokale prinses, en als hij zijn piemel in haar steekt is het iets minder dan liefde en iets meer dan porno. Het is lichaam dat geest ontmoet, en lichaam dat zegt: “waar de klote ben je de hele tijd geweest, ik heb je gemist, man die je bent, penetrator en dader en dood voor al die jaren”, en dat is dan huilen, bleiten, wenen, schokken en wiegen. Een new age fantasie.”

Quartier zag eruit als een beest, ouder dan zijn jaren, hij moet hooguit 35 geweest zijn, maar hij kon er evengoed 80 geweest zijn. Hij heeft een vitalistisch elan dat me telkens weer jaloers maakt. Hij is als een boer die zijn akkers voorgoed heeft verlaten en iets veel waardevollers in de plaats ervan heeft gekregen. Zijn woorden hielden me vast. Ik droomde van dansen op de Afrikaanse steppe, van zwarte, ebonen borsten en van karmijnen lippen. Hij schudde me aan mijn schouder en kuste me op mijn lippen. Ik beroerde zijn zwarte tanden met mijn tong.

“Welk magische combinatie van woorden breekt je uit je kleinzielige verwarring, mijn zogenaamde vriend? Is het: “je bent een man en een mens, en goed en kwaad zijn menselijke constructies en al wat je leest is een fictie en alleen het leven is echt”, of is dat al te klam en gebruikt voor je? Tranen, hart en metaforen, moleculen, kankers en activeringsplannen, het zijn allemaal ketenen die ons vasthouden aan onze plaatsen. Bussen die te laat rijden, treinen die ontploffen, jobs die verloren gaan, geen geld hebben om een nieuwe auto te kopen zijn dingen waarin geen enkele werkelijkheid schuilt. Meer nog, ze bestaan niet, ze verdwijnen terwijl je erover praat. Ze zijn even in de tijd en dan zijn ze weg voor altijd. Niets dan schimmen die over schimmen praten, hier buiten het kristallen schip. Maar buiten de tijd over haar wangen aaien en haar borsten in mijn mond nemen en haar schaamlippen uit elkaar splijten en drinken  tot mijn maag overkolkt en op zijn gezicht slaan en schreeuwen, zijn dat niet de werkelijkste dingen die er zijn. Ja zeggen tegen het momentane, weg van al die concepten die ons bezwaren, die beladen concepten, zwaar als stenen in onze zakken, die ons beletten om fantastische dingen te doen, om de zee over te zwemmen, om elkaar echt graag te hebben, zonder restricties, met geen grenzen, het eeuwig positieve van de negatie van de toekomst en het verleden. Is de wereld beter nu we een notie van het quantum hebben? Is mijn bestaan beter met droogkassen en gps en micronanokankertherapie? Misschien voor een paar fiscasters en vorsers en ze kunnen een lang argumentatief betoog afsteken over de vooruitgang, en andere stokken waarmee we worden neergeslagen, gesteld dat ze iemand als ik serieus kunnen nemen, maar voor de echte mensen in het heden, voor mezelf, dus, moet het antwoord ongetwijfeld en onbetwijfelbaar “nee” zijn. In het donker, in onze grot, kort, gepijnigd, vaak in de kou, man en vrouw als wederzijdse verkrachters, bijna dood, altijd op de rand van de afgrond, wat een passie, wat een voluntarisme, dagenlang de vlakte overtrekken en een hert verscheuren en dan sterven aan een onnozele bloedvergiftiging: meer leven dan duizend wetenschappers samen in duizend jaren! De oerbron van het leven, de strijd niet gereduceerd tot de warme baarmoeder waarin we immobiel gekluisterd zitten. Het houdt me bezig, nochtans: de rauwe onversneden onbenulligheid van de dood. Er is geen enkele veiligheid die behoedt dat ik al masturberend geen hersenaanval zou krijgen en niet plots kapot zou zijn. De enige les die de wetenschap ons leert is hoe broos en verbreekbaar de banden zijn die ons samen houden. Een bacterie van de kleinste, miniscuulste proporties is genoeg om ons helemaal kapot te maken. Tot wat voor een neuroses leidt die kennis, tot niet meer leven, tot de eeuwige zoektocht naar eeuwigheid ten koste van het hier en nu, ten koste van vandaag en hier. Hang ze op aan de hoogste boom, al die zoekers naar kennis. Laat die dwaze godsvereerders even de boel overnemen, ze zullen de boel wel opruimen, het duurt vast maar even voor ze zichzelf vernietigen en dan kunnen we met een schone lei beginnen. Het einde van het extremisme is niet de democratie, maar de oorspronkelijke chaos. We hebben het helemaal verkeerd. Het niet chaos, dan duisternis, dan verlichting, dan democratie en eeuwige vrede. Het is chaos, dan duisternis, dan verlichting, dan democratie, dan absolutisme en dan weer chaos. Alles is inherent cyclisch. Wanneer is de vrouw die in het hok naast me woont een buurvrouw geworden, voor eeuwig van me afgescheiden in een ruimte waarmee ik onmogelijk contact kan hebben? Wanneer is het zo gekomen dat ik niet meer op een avontuur over de onmetelijke velden van de wereld kan gaan zonder ervoor een verzekering en nog een verzekering en duizend papieren te moeten afsluiten? Garblaf, huifwaarts muiten de vondevogels de wilde wereld kapot en mensen vinden elkaar in een waar humanisme, het bestaan is weer zinvol, de wereld is weer groot en onbekend en huilen en lachen zijn maar verschillen in gradatie. Apocalyps is een denominatie van dwazen, kinderen, bejaarden en brave burgers. Mijn heden vergaat niet, en de toekomst is dwaas, dwaas, dwaas.”

Quartier Lagaffe richt zich op en grijpt naar zijn bier. Hij is een ontzettend stuk onbenul en ik voel dat hij me dichter is dan ikzelf. Ik loop naar de toiletten van het droomschip om te kotsen. Ver beneden me schudt er iemand met zijn vuist in de lucht, kwaad om de brokken in zijn haar.

De lucht is rood, hier en elders. Ik weet niet waar ik heen ga of waar ik heen moet, het oude verhaal, en geen nieuwe woorden om het te vertellen. We gaan aan originaliteit en vernieuwing kapot en de saaiheid is de liefdesbastaard van onze obsessie om te veranderen. Ik blijf. Ik sterf. Garblaf, pies in mijn ogen, het westen is een ontwikkelingsland.      

Geen opmerkingen: