woensdag 29 februari 2012

Gogol Earth Anno 1991.

In porfier, mijn vriend, bakkeleit de gordel van angst,
Omheen mijn lis en in mijn grote krochten,
Waar zien een plicht is en een groot genoegen,
Waar de regen purple was en over de regenboog waar
Heins en Groetje mijn goeiedag besloten,
Met het krullen van hun tenen en het onbehoorlijk
Bedrekken van de desem in dit ene-Godenleven,
Hoe helicoptrixen de irissen van mijn brein indoken,
Waren, hoe ze verkocht werden als lopende banden,
Eerst de distributie, dan de logistiek,
En dan de paarden en de ruinen en de poneys,
Het management gilt er door zijn stemballen,
Duizend en drie hamers slaan ongelijk,
Een geblaf van metalen tongen,
Als aspirine die de oren verdooft,
Het gegiechel van cijfers over mensenlijven,
Getallen die we uit onze lichamen persen,
Hoe ik in goochelarij geen gegoochel zag en
Verzopen en later en jammer en minder vrij,
Doorheen de waarheid iets was verloren.

Geen opmerkingen: