“Ah, om te kunnen spreken met nieuwe woorden en om toch
begrepen worden. Is dat niet de eerste droom van de eerste man die ooit zijn
woorden uit de ether van het bewustzijn plukte en ze op papier zette? Maar het
is een onmogelijke droom en betekenissen zijn ons werkmateriaal, en de
werkelijkheid is onrijp, mistig en doodsaai, en slechts uit de combinatie van
geest en realiteit behoort een combinatorische magie te ontstaan die geen
weerga kent, een valse realiteit die aanspoort tot vreselijke daden, in de ogen
van de veel te velen. Bach, Joyce, vitriool uit mijn darmen, mist in de bomen,
misschien zelfs de hedendaagse narren van het televisielandschap in Vlaanderen,
of bij nader inzien toch niet. Aansporing tot daden met ouwe woorden in nieuwe
patronen. Een man die zijn vrouw na twintig jaar huwelijk op een nacht verrast
en een mes tot diep in haar maag drijft, haar geschreeuw negerend, zijn snot en
zijn tranen en zijn stijve piemel in zijn broek, “schreeuw maar hoer, denk je
dat ik nog iets voel na twintig jaar anesthetiek?” en dan in de kamer van zijn
kinderen gaat staan huilen om zich er uiteindelijk een kogel door het hoofd te
schieten. Ze kunnen het uitademen van zijn hersenen horen. Eindelijk.
Doodlelijk. Overbodig. Maar echt, misschien het echtste dat hij ooit gedaan
heeft. Of een ander soort van daden dan: een man die plots besluit om alles in
de steek te laten, vrouw, kinderen, job, overjassen en semidoorlaatbare koffiemachine
en regen gaat brengen waar er altijd droogte is geweest. Zwarte vrouwen en
mannen en jongens en meisjes dansen rond het lichaam van de blanke man, die vet
is door al zijn jaren in het westen, en verheffen hem tot de god die uit het
noorden kwam. Hij trouwt met een lokale prinses, en als hij zijn piemel in haar
steekt is het iets minder dan liefde en iets meer dan porno. Het is lichaam dat
geest ontmoet, en lichaam dat zegt: “waar de klote ben je de hele tijd geweest,
ik heb je gemist, man die je bent, penetrator en dader en dood voor al die
jaren”, en dat is dan huilen, bleiten, wenen, schokken en wiegen. Een new age
fantasie.”
Quartier zag eruit als een beest, ouder dan zijn jaren, hij
moet hooguit 35 geweest zijn, maar hij kon er evengoed 80 geweest zijn. Hij heeft een
vitalistisch elan dat me telkens weer jaloers maakt. Hij is als een boer die
zijn akkers voorgoed heeft verlaten en iets veel waardevollers in de plaats
ervan heeft gekregen. Zijn woorden hielden me vast. Ik droomde van dansen op de
Afrikaanse steppe, van zwarte, ebonen borsten en van karmijnen lippen. Hij
schudde me aan mijn schouder en kuste me op mijn lippen. Ik beroerde zijn zwarte tanden met mijn tong.
“Welk magische combinatie van woorden breekt je uit je
kleinzielige verwarring, mijn zogenaamde vriend? Is het: “je bent een man en
een mens, en goed en kwaad zijn menselijke constructies en al wat je leest is
een fictie en alleen het leven is echt”, of is dat al te klam en gebruikt voor
je? Tranen, hart en metaforen, moleculen, kankers en activeringsplannen, het
zijn allemaal ketenen die ons vasthouden aan onze plaatsen. Bussen die te laat
rijden, treinen die ontploffen, jobs die verloren gaan, geen geld hebben om een
nieuwe auto te kopen zijn dingen waarin geen enkele werkelijkheid schuilt. Meer
nog, ze bestaan niet, ze verdwijnen terwijl je erover praat. Ze zijn even in de
tijd en dan zijn ze weg voor altijd. Niets dan schimmen die over schimmen
praten, hier buiten het kristallen schip. Maar buiten de tijd over haar wangen
aaien en haar borsten in mijn mond nemen en haar schaamlippen uit elkaar
splijten en drinken tot mijn maag
overkolkt en op zijn gezicht slaan en schreeuwen, zijn dat niet de werkelijkste
dingen die er zijn. Ja zeggen tegen het momentane, weg van al die concepten die
ons bezwaren, die beladen concepten, zwaar als stenen in onze zakken, die ons
beletten om fantastische dingen te doen, om de zee over te zwemmen, om elkaar
echt graag te hebben, zonder restricties, met geen grenzen, het eeuwig positieve
van de negatie van de toekomst en het verleden. Is de wereld beter nu we een
notie van het quantum hebben? Is mijn
bestaan beter met droogkassen en gps en micronanokankertherapie? Misschien voor een paar fiscasters en vorsers en ze kunnen een
lang argumentatief betoog afsteken over de vooruitgang, en andere stokken waarmee
we worden neergeslagen, gesteld dat ze iemand als ik serieus kunnen nemen, maar
voor de echte mensen in het heden, voor mezelf, dus, moet het antwoord
ongetwijfeld en onbetwijfelbaar “nee” zijn. In het donker, in onze grot, kort,
gepijnigd, vaak in de kou, man en vrouw als wederzijdse verkrachters, bijna dood,
altijd op de rand van de afgrond, wat een passie, wat een voluntarisme,
dagenlang de vlakte overtrekken en een hert verscheuren en dan sterven aan een
onnozele bloedvergiftiging: meer leven dan duizend wetenschappers samen in
duizend jaren! De oerbron van het leven, de strijd niet gereduceerd tot de
warme baarmoeder waarin we immobiel gekluisterd zitten. Het houdt me bezig,
nochtans: de rauwe onversneden onbenulligheid van de dood. Er is geen enkele
veiligheid die behoedt dat ik al masturberend geen hersenaanval zou krijgen en
niet plots kapot zou zijn. De enige les die de wetenschap ons leert is hoe
broos en verbreekbaar de banden zijn die ons samen houden. Een bacterie van de
kleinste, miniscuulste proporties is genoeg om ons helemaal kapot te maken. Tot
wat voor een neuroses leidt die kennis, tot niet meer leven, tot de eeuwige
zoektocht naar eeuwigheid ten koste van het hier en nu, ten koste van vandaag
en hier. Hang ze op aan de hoogste boom, al die zoekers naar kennis. Laat die
dwaze godsvereerders even de boel overnemen, ze zullen de boel wel opruimen,
het duurt vast maar even voor ze zichzelf vernietigen en dan kunnen we met een
schone lei beginnen. Het einde van het extremisme is niet de democratie, maar
de oorspronkelijke chaos. We hebben het helemaal verkeerd. Het niet chaos, dan
duisternis, dan verlichting, dan democratie en eeuwige vrede. Het is chaos, dan
duisternis, dan verlichting, dan democratie, dan absolutisme en dan weer chaos.
Alles is inherent cyclisch. Wanneer is de vrouw die in het hok naast me woont
een buurvrouw geworden, voor eeuwig van me afgescheiden in een ruimte waarmee ik
onmogelijk contact kan hebben? Wanneer is het zo gekomen dat ik niet meer op
een avontuur over de onmetelijke velden van de wereld kan gaan zonder ervoor
een verzekering en nog een verzekering en duizend papieren te moeten afsluiten?
Garblaf, huifwaarts muiten de vondevogels de wilde wereld kapot en mensen
vinden elkaar in een waar humanisme, het bestaan is weer zinvol, de wereld is
weer groot en onbekend en huilen en lachen zijn maar verschillen in gradatie.
Apocalyps is een denominatie van dwazen, kinderen, bejaarden en brave burgers.
Mijn heden vergaat niet, en de toekomst is dwaas, dwaas, dwaas.”
Quartier Lagaffe richt zich op en grijpt naar zijn bier. Hij
is een ontzettend stuk onbenul en ik voel dat hij me dichter is dan ikzelf. Ik
loop naar de toiletten van het droomschip om te kotsen. Ver beneden me schudt
er iemand met zijn vuist in de lucht, kwaad om de brokken in zijn haar.
De lucht is rood, hier en elders. Ik weet niet waar ik heen
ga of waar ik heen moet, het oude verhaal, en geen nieuwe woorden om het te
vertellen. We gaan aan originaliteit en vernieuwing kapot en de saaiheid is de liefdesbastaard van onze obsessie om te veranderen. Ik blijf. Ik sterf. Garblaf, pies in mijn ogen, het westen is een ontwikkelingsland.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten