De dingen passeren eenvormig voorbij mijn ogen, waarvan de
schellen zijn afgevallen. Lappen zoutig vlees voor de slakken in mijn tuin. Ik
schrijf met oude, saaie, bedorven, domme, onzinnige, zwakke woorden en gelezen
worden is de dood van de intenties van de auteur, dus hopelijk blijft alles
verborgen.
Op een weide in augustus toen de drank stroomde en het bloed
stolde en ik een aan me vreemde geur zo dichtbij me voelde en een jaar later
ongeveer toen ik opkeek en geen verschil zag tussen onze gezichten. Geen kind
meer, nog geen man, nog niet. Brittney
Spears. Wat een momenten. Wat was dat anders dan de eeuwigheid die mijn
identiteit verdrong en zich in mij plaatste? Maar waar ben je nu? Wat is er
toch allemaal gebeurd? Ik hoor dat je drie kinderen hebt. Hoe kon je? Ik heb
zoiets niet gedurfd, en denk niet dat ik het zal durven. Voortdurend worden
alle dierbare plaatsen en daden ontkracht, en op het einde zal ik in een dorre
woestijn op mijn droge houten stoel zitten en lezen, lezen, andermans gedachten
in mijn hoofd proppen, veiliger dan mijn eigen gedachten en herinneringen, die
me verdrieten en verraden.
Ik kan niets meer
schrijven dat niet over zichzelf gaat, wat de dood van al mijn expressie zal
betekenen. Personages worden na een tijdje zonder enige mogelijkheid om het te
stoppen mezelf en ikzelf word na enige tijd een personage, waarin ik mezelf
niet meer herken. Zodat ik soms mijn schoenen uitschop na een dag werken en les
geven en rond lopen als een kieken zonder kop en ik in de spiegel kijk en denk:
“wie is dat toch?” Hij is niet don
Quijote en hij is geen Thomas More, hij is geen Erasmus Darwin en hij is geen
Yossarian. Hij is geen Zarathoestra en geen Felix Guattari. Het principe van de
exclusie eist op de lange duur dat hij niemand anders is dan ik, hoewel ik hem
alleen van buitenaf herken.
Ik wil alles, ik wil in het verdriet en de vreugde delen en
nooit meer alleen op mijn bed liggen. Zieke ree, stervend konijn, redeloze ogen
die sterren zien maar ze niet begrijpen. Ogen die niets begrijpen en alles
vatten. Mijn liefde is zo groot dat ik ze aan niemand kan geven. Ondeelbaar en
monolithisch en warm is de wereld en de schoonheid is zo oneindig dat ik ze
niet aan kan raken of durf aan te raken. Ze waren allemaal verkeerd, al die
moderne denkers, er is niet te weinig, maar er is veel te veel. Ik ben een interpretatie
van de natuur, en niet omgekeerd. Mijn geest is niet de nexus, maar slechts een
perceptie van een onmeetbare kracht. Onmeetbaar, oneindig, onkenbaar, wat een
nieuwe heiden ben je als je zulke dingen zegt, wat een anathema. Het kan me
wat, wetenschappers van de wereld, nog maar net ontworteld van het schedelmeten
en het aderlaten en het zonnewichelen. De methodische twijfel van de man met de
meetlat hinkt de zekerheid van de gek en de ziener achterna.
Met monsters van voeten ga ik in de stroom staan. Ik heb
hele brede tenen. Het water erodeert mijn vlees en verandert ze in ronde
stenen. Ik ga kapot, ik ga weg, ik vervluchtig, zoals gedachten dat doen. Lang
leve het einde, en de weg erheen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten