Met mijn rad vaar ik tegen twaalf,
Hooguit dertien per uur over,
De intergalactische snelweg van,
De Brugse Poort tot aan de Verloren Kost,
Links en recht passeren vlugge fietsermensen,
Dat gaat van “tring, tring, ringeling”
En van “lome dikkerd, ik rijd je van de weg.”
Zo komen ze vlugger waar ze moeten zijn,
Op een superbelangrijke meeting,
Of dichterbij het koffieapparaat,
Een stapje dichter en wat sneller,
bij een hartaanval op vijfenveertig,
Ik hoef niet vlug te rijden, ik ga wel traagjes
Ik moet toch nergens heen,
Ik ben gelukkig op mijn fiets.
“TRALALALA LALA LAAA!”
Ik lees geen radio en kijk geen kranten,
Ik luister zelfs niet meer naar de televisie.
Ik denk zelf wel wat ik wil denken,
Ik doe wel wat ik moet doen,
Al die mensen die zo veel kijken,
Naar het plekje onder hun neus,
Niet eens weten waar hun lippen liggen,
Zielig,
Als onze economie kapot gaat,
Dan is dat oké,
Want ik zal het toch niet weten,
En ze is toch niet van mij,
Ik ben van alle mensen,
En zij zijn van mij,
Ik wil niet lezen over de zwakken
En hoe slecht ze het hebben,
Ik wil ze helpen.
Ik heb wollen sokken en ik eet nooit vlees,
Hooguit wat grassen,
En als ik in de kathedraal van het kwaad,
Die plek in de Veldstraat waar de suffen,
Boekjes en plaatjes kopen om met vrienden,
Eindeloos te masturberen,
“Bèh bèèh bèèèh” schreeuw,
Dan kijkt iedereen me aan alsof ik gek ben.
Wel,
Ik ben geen schaap.
1 opmerking:
Das wel heel braaf eh franco
Een reactie posten